Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan indien tegen een besluit beroep is ingesteld dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder een daaraan voorafgaande zitting. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. De voorzieningenrechter neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Verzoeker heeft viermaal in Nederland een asielaanvraag ingediend. De laatste aanvraag is door verweerder afgewezen bij besluit van 6 april 2020. Het beroep tegen dit besluit is bij uitspraak van 11 december 2020 deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, ongegrond verklaard.
5. Op 6 april 2020 is op grond van artikel 64 van de Vw aan verzoeker voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw. Bij besluit van 23 oktober 2020 heeft verweerder opnieuw voorlopig uitstel van vertrek verleend. Bij het primaire besluit is de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw afgewezen. Vervolgens heeft verweerder verzoeker meegedeeld dat de opvang van verzoeker in AZC Leersum wordt beëindigd en dat hij in aanmerking komt voor opvang in de VBL Ter Apel op grond van artikel 56 van de Vw. De beëindiging van de opvang in het AZC is een gevolg van de beslissing van verweerder van 15 december 2020. Op 18 januari 2021 is verzoeker niet in zijn kamer in AZC Leersum aangetroffen. Zijn spullen waren meegenomen en de sleutel van de kamer lag op tafel. Verweerder kan de overplaatsing eerst effectueren als verzoeker is gehoord over de toepassing van artikel 56 van de Vw.
6. De voorzieningenrechter beoordeelt nu alleen of de beslissing van verweerder om verzoeker over te plaatsen naar VBL Ter Apel moet worden geschorst in afwachting van een uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in het kader van het bezwaar tegen het primaire besluit.
7. Verzoeker heeft aangevoerd dat zijn psychische situatie zich verzet tegen opvang in een VBL. Verzoeker stelt dat zijn psychische klachten zullen toenemen en het risico op suïcide verder zal toenemen wanneer hij wordt overgeplaatst naar een VBL en verzoekt de voorzieningenrechter te bepalen dat de opvang van verzoeker gecontinueerd dient te worden in AZC Leusden. Verzoeker wijst daarbij op een brief van 8 januari 2021 van C.M. Hartman, psycholoog, en A. Buning, psychiater. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker geen recht meer heeft op opvang, maar dat hem opvang in een VBL is aangeboden vanwege het bezwaar tegen het besluit van 15 december 2020 en vanwege de psychische toestand van verzoeker.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat verzoeker is uitgeprocedeerd en geen recht meer heeft op opvang. Verweerder is daarom bevoegd om de opvang van verzoeker in een AZC te (doen) beëindigen. Uit de vreemdelingenwetgeving vloeit voor verweerder niet de plicht voort om verzoeker op andere wijze op te vangen.
9. In de brief van 8 januari 2021 is onder meer vermeld dat is gebleken dat verzoeker “(…)
een sterke associatie had gemaakt tussen de beveiligers van het AZC en de beveiligers/bewakers van de gevangenis in Nigeria. Het is waarschijnlijk dat wanneer cliënt in een vergelijkbare situatie terecht komt, zoals de VBL, dat zijn angstklachten weer toenemen”.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat het verschil in regime in het AZC en in een VBL zodanig is, dat de opvang in een AZC zou moeten worden gecontinueerd. Dat verzoeker voor hem belangrijke strategieën/copingsmechanismen niet kan toepassen in een VBL, namelijk wandelen, het vermijden van mensen in uniform en alles wat de gevangeniservaring in Nigeria oproept, volgt de voorzieningenrechter niet. Vreemdelingen in een VBL mogen immers net als in een AZC de locatie verlaten, maar zijn verplicht binnen de grenzen van de gemeente te blijven. Verzoeker kan daarom blijven wandelen en de door hem gestelde gevangeniservaring vermijden als hij dat wil. Uit de stukken blijkt verder niet dat verzoeker niet meer in staat wordt gesteld om laagdrempelig en ad hoc contact te zoeken en contact te hebben met een vertrouwde behandelaar en/of zijn behandelteam.
11. Aangezien ook overigens, gelet op de betrokken belangen, geen aanleiding bestaat voor het treffen van de gevraagde voorziening zal het verzoek, voor zover dat er toe strekt dat de overplaatsing naar VBL Ter Apel wordt geschorst in afwachting van de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, worden afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.