7.2De rechtbank is van oordeel dat het BMA-advies voldoende inzichtelijk is en dat eiseres geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Uit het BMA-advies volgt dat onderzoek is gedaan naar zorg, zoals gegeven bij mantelzorg, in de vorm van aanwezigheid van professionele zorg aan huis of andere vormen van professionele zorg in het land van herkomst. Uit brondocument BMA 12865 blijkt dat deze professionele zorg aanwezig is onder andere in het Hospital Nacional General y de Psiquiatría Dr. José Molina Martínez te San Salvador. Deze zorg bestaat uit beschermd wonen, een verpleeginstelling en hulp in de thuissituatie. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen aanknopingspunten heeft aangedragen waarom hiervan niet kan worden uitgegaan dan wel dat deze zorg niet volstaat (eventueel met hulp van familieleden). Dat uit de naam volgt dat sprake is van een psychiatrisch ziekenhuis is onvoldoende voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies. In het brondocument van het BMA (BMA 12865) staat immers dat de vraag aan de vertrouwensarts is gericht op de persoonlijke situatie van eiseres. Daarnaast volgt uit de naam van het ziekenhuis dat het zowel gaat om een psychiatrisch als een algemeen ziekenhuis. Dat er geen (begin) van een netwerk is in El Salvador voor eiseres, is niet onderbouwd. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar haar uitspraak van 28 januari 2021, waarin is overwogen dat eiseres onvoldoende heeft bestreden dat familieleden die haar zorg kunnen bieden er niet zijn. Eiseres heeft geen nieuwe informatie overgelegd. Daarmee, en gelet op de omstandigheid dat geen inzicht is gegeven in de kosten van de behandeling en de financiële situatie van eiseres, is ook niet aannemelijk gemaakt dat de zorg voor eiseres feitelijk niet toegankelijk is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toets schrijnende situatie
8. Volgens verweerder is geen aanleiding om eiseres wegens bijzondere omstandigheden ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 3.6ba, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000. De enkele stelling dat eiseres zou zijn misbruikt, is niet gevolgd en bovendien heeft zich dat niet in Nederland voorgedaan. Een verwijzing naar de algemene veiligheidssituatie in El Salvador is onvoldoende. Eiseres heeft wel medische problemen, maar behandeling in El Salvador is beschikbaar en er zijn geen verdere bijzondere omstandigheden ingebracht.
9. Eiseres meent dat verweerder ten onrechte stelt dat zij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van haar schrijnende situatie. Verweerder heeft de medische situatie en mentale gesteldheid van eiseres, het feit dat er een redelijk vermoeden van misbruik door familieleden in El Salvador aanwezig is, de economische- en veiligheidssituatie in El Salvador, alsmede de vooruitgang die eiseres in Nederland ten aanzien van haar geestelijke stabiliteit heeft ondervonden, ten onrechte niet als klemmende redenen van humanitaire aard aangenomen.
10. Dat verweerder eiseres in het bezit had dienen te stellen van een verblijfsvergunning vanwege de schrijnende situatie, volgt de rechtbank niet. De medische problemen van eiseres heeft verweerder in dit kader onvoldoende kunnen achten. De overige omstandigheden (zoals de veiligheidssituatie en het vermoeden van eerder misbruik in El Salvador) zijn volgens het beleidgeen omstandigheden op grond waarvan een dergelijke verblijfsvergunning wordt verleend.
11. Uit hetgeen overwogen onder 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4 volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op de aard van het gebrek ziet de rechtbank geen aanleiding om het geschil finaal te beslechten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
12. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.244,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).