ECLI:NL:RBDHA:2021:1193

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
20/3375 20/3376 20/3377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2014, 2015 en 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur een navorderingsaanslag had opgelegd voor het jaar 2014, berekend op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.298, met een belastingrente van € 379. Voor de jaren 2015 en 2016 waren de aanslagen respectievelijk berekend op € 46.543 en € 42.791, met belastingrentes van € 466 en € 275.

Tijdens de zitting op 2 februari 2021 is de eiser verschenen, terwijl de inspecteur werd vertegenwoordigd door twee gemachtigden. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een compromis is bereikt tussen partijen over de kosten die in aanmerking genomen moeten worden op het behaalde resultaat uit overige werkzaamheid. Dit compromis houdt in dat voor de jaren 2014, 2015 en 2016 respectievelijk bedragen van € 1.208, € 905 en € 912 aan kosten in aanmerking worden genomen.

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de inspecteur opgedragen nieuwe aanslagen op te leggen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is er geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat niet is gebleken dat de eiser kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 20/3375, SGR 20/3376 en SGR 20/3377

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

16 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 29 april 2020 op de bezwaren van eiser tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) 2014 en de aan hem opgelegde aanslagen IB/PVV 2015 en IB/PVV 2016.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de jaren 2014, 2015 en 2016 en bepaalt dat
deze uitspraak in de plaatst treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslag IB/PVV 2014, de aanslagen IB/PVV 2015 en 2016 en de
daarbij gegeven belastingrentebeschikkingen en draagt verweerder op nieuwe aanslagen op
te leggen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.298. Tevens is bij beschikking € 379 aan belastingrente in rekening gebracht.
2. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.543. Tevens is bij beschikking € 466 aan belastingrente in rekening gebracht.
3. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.791. Tevens is bij beschikking € 275 aan belastingrente in rekening gebracht.

Navorderingsaanslag IB/PVV 2014

4. In het verweerschrift heeft verweerder het nadere standpunt ingenomen dat hij een te hoge drempel voor de door eiser opgevoerde giftenaftrek heeft gehanteerd (€ 893 in plaats van € 851), waardoor het aftrekbare bedrag voor de giften te laag is vastgesteld. Gelet hierop is het beroep in zoverre gegrond.
Aanslag IB/PVV 2015
5. Ter zake van het jaar 2015 heeft verweerder zich in het verweerschrift nader op het standpunt gesteld dat van een te hoog drempelbedrag voor de zorgkosten is uitgegaan
(€ 3.148 in plaats van € 3.142), waardoor het aftrekbare bedrag voor de zorgkosten te laag is vastgesteld. Ook heeft verweerder in het verweerschrift het standpunt ingenomen dat hij een te hoge drempel voor de giftenaftrek heeft gehanteerd (€ 833 in plaats van € 831), waardoor het aftrekbare bedrag voor de giften te laag is vastgesteld. Gelet hierop is het beroep in zoverre gegrond.
Navorderingsaanslag IB/PVV 2014 en de aanslagen IB/PVV 2015 en 2016
6. Tussen partijen was in geschil of de in de aangifte door eiser opgevoerde kosten van € 7.073 (2014), € 7.154 (2015), respectievelijk € 7.228 (2016) terecht in mindering zijn gebracht op het behaalde resultaat uit overige werkzaamheid. Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis overeengekomen dat voor het jaar 2014 alsnog een bedrag van € 1.208, voor het jaar 2015 een bedrag van € 905 en voor het jaar 2016 een bedrag van € 912 aan kosten in aanmerking zal worden genomen op het behaalde resultaat uit overige werkzaamheid. De rechtbank sluit zich hierbij aan, nu dit compromis recht doet aan alle in aanmerking te nemen feiten en omstandigheden. Gelet hierop heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard. Dit compromis leidt ertoe dat het belastbare inkomen uit werk en woning in de onderhavige jaren verder dient te worden verlaagd. Als gevolg hiervan wijzigen tevens de drempels voor de door eiser in aftrek gebrachte zorgkosten en de giftenaftrek, waardoor ook de hoogte van die aftrekposten zal wijzigen. Omdat de rechtbank onvoldoende informatie heeft om tot finale geschilbeslechting te komen, heeft de rechtbank de onderhavige aanslagen en de daarbij gegeven belastingrentebeschikkingen vernietigd en verweerder opgedragen nieuwe aanslagen op te leggen waarbij rekening wordt gehouden met het voorgaande.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 februari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.