ECLI:NL:RBDHA:2021:1193
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2014, 2015 en 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur een navorderingsaanslag had opgelegd voor het jaar 2014, berekend op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.298, met een belastingrente van € 379. Voor de jaren 2015 en 2016 waren de aanslagen respectievelijk berekend op € 46.543 en € 42.791, met belastingrentes van € 466 en € 275.
Tijdens de zitting op 2 februari 2021 is de eiser verschenen, terwijl de inspecteur werd vertegenwoordigd door twee gemachtigden. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een compromis is bereikt tussen partijen over de kosten die in aanmerking genomen moeten worden op het behaalde resultaat uit overige werkzaamheid. Dit compromis houdt in dat voor de jaren 2014, 2015 en 2016 respectievelijk bedragen van € 1.208, € 905 en € 912 aan kosten in aanmerking worden genomen.
De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de inspecteur opgedragen nieuwe aanslagen op te leggen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is er geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat niet is gebleken dat de eiser kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.