ECLI:NL:RBDHA:2021:12040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
20_6356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen door gemeente Den Haag

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Den Haag, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een oven en vaatwasser. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen, omdat volgens hen geen noodzaak bestond voor de aanschaf van een vaatwasser en de kosten tot de algemene kosten behoren waarvoor in beginsel gereserveerd dient te worden. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij geen lening kan krijgen en dat zij niet in aanmerking komt voor een lening bij de Gemeentelijke Kredietbank vanwege een gebrek aan afloscapaciteit.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en overweegt dat op grond van de Participatiewet alleen recht op bijzondere bijstand bestaat als de aanvrager niet beschikt over de middelen om noodzakelijke kosten te dekken. De rechtbank stelt vast dat de kosten voor de oven en vaatwasser als duurzame gebruiksgoederen worden beschouwd en dat deze kosten in beginsel uit het inkomen moeten worden voldaan, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit verhinderen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning en is openbaar uitgesproken op 1 november 2021. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6356

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Mos).

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand afgewezen.
Bij besluit van 28 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 2 januari 2020 een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van een oven en vaatwasser.
2. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen en de afwijzing bij het bestreden besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat er een noodzaak bestaat voor een vaatwasser. Voorts is verweerder van mening dat de kosten waarvoor de bijstand is gevraagd tot de algemene kosten behoren waarvoor in beginsel gereserveerd dient te worden. Volgens verweerder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden of dringende reden om van dit standpunt af te wijken.
3. Eiseres voert aan dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen. Eiseres kan geen lening krijgen. Ook als zij een aanvraag bij de Gemeentelijke Kredietbank had gedaan, zou zij niet in aanmerking komen voor een lening. Zij heeft immers geen afloscapaciteit.
4.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.2.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.3.
Bij de toepassing van dit artikel dient eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden (ECLI:NL:CRVB:2018:1763).
4.4.
De aanvraag van eiseres ziet op de vervanging van een oven en een vaatwasser. Dit zijn duurzame gebruiksgoederen en volgens vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:398) worden deze kosten gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zodat deze kosten in beginsel dienen te worden voldaan uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening voor deze kosten is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.5
In dit geval is gesteld noch gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld. Dat betekent dat de kosten in beginsel moeten worden voldaan uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Niet is gebleken dat dit voor eiseres niet mogelijk is. Eiseres heeft niet betwist dat de partner van eiseres een maandelijkse AOW-uitkering ontvangt, dat eiseres daarop een aanvulling van de Sociale Verzekeringsbank ontvangt en dat het gezamenlijk inkomen van eiseres en haar partner boven het sociaal minimum komt. Daarbij wordt het inkomen aangevuld met toeslagen, zoals een huurtoeslag en zorgtoeslag. Bovendien heeft eiseres vanaf 2009 tot en met 2017 ook nog ieder jaar een langdurigheidstoeslag toegekend gekregen.
4.6
De enkele stelling van eiseres dat zij niet voor een lening in aanmerking komt en dus ook niet door middel van gespreide betaling achteraf in de kosten kan voldoen, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiseres heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat een aanvraag om een lening is of zal worden afgewezen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van
W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.