ECLI:NL:RBDHA:2021:12062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.M.M. Kettenis – de Bruin
  • L. Lemmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang in omgevingsrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 12 februari 2020, waarin het bezwaar tegen een eerder verleende omgevingsvergunning voor zonnepanelen op zijn balkonhek ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen procesbelang had. De rechtbank overwoog dat de omgevingsvergunning reeds was verleend en de zonnepanelen waren geplaatst, waardoor een inhoudelijke beoordeling van het beroep geen feitelijke betekenis voor eiser had. Eiser stelde dat hij kosten had gemaakt en emotionele schade had geleden, maar de rechtbank oordeelde dat deze stellingen onvoldoende waren om procesbelang aan te nemen. De rechtbank concludeerde dat er geen ander rechtens relevant belang van eiser was, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2479

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude, verweerder

(gemachtigde: W. Brakenhoff).

Procesverloop

In het besluit van 9 september 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het monteren van een constructie (montagesysteem) aan een balkonhek met zonnepanelen aan [straat] [huisnummer] , te [plaats] .
In het besluit van 12 februari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Volgens vaste rechtspraak is sprake van procesbelang als het doel dat degene die beroep heeft ingesteld voor ogen staat ook daadwerkelijk met dit rechtsmiddel kan worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. [1] Daarnaast geldt dat, indien dit belang ontbreekt, nog belang bij een beoordeling bestaat indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden en hij tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij de schade daadwerkelijk en als gevolg van het bestreden besluit heeft geleden. Het hangt van de feiten in de desbetreffende zaak af of aan de aannemelijkheideis is voldaan. De enkele stelling dat schade is geleden is dus onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van procesbelang. [2]
3. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat verweerder aan eiser een omgevingsvergunning heeft verleend op grond waarvan de zonnepanelen zijn geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank kan een inhoudelijke beoordeling van het beroep geen feitelijke betekenis voor eiser hebben. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor zonnepanelen immers ingewilligd. Hierdoor is de situatie gelegaliseerd en zijn de zonnepanelen geplaatst. Verder heeft eiser in zijn beroepschrift maar ook ter zitting toegelicht dat hij vindt dat er geen vergunning nodig was. Ook dit levert eiser geen procesbelang op. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
4.
Voorts is gebleken dat eiser met zijn beroep wenst te bereiken dat hij bepaalde kosten door verweerder vergoed wil zien. Eiser heeft daartoe een ”uren verantwoording communicatie op basis van de tijdlijn” overgelegd. Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat het hem om de betaalde leges gaat. De betaalde leges komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat het geen schade is die rechtstreeks door het besluit wordt veroorzaakt. Dit geldt ook voor de overige door eiser opgevoerde kosten. Verder is de enkele stelling van eiser dat hij emotionele schade heeft geleden onvoldoende om tot het oordeel te komen dat in verband met immateriële schade procesbelang zou moeten worden aangenomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook ten aanzien van de gestelde schade het procesbelang ontbreekt.
5. Nu van enig ander rechtens relevant belang van eiser bij de beoordeling van het bestreden besluit niet is gebleken, wordt het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat niet toegekomen wordt aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis – de Bruin, rechter, in aanwezigheid van
mr.L. Lemmen, griffier, op 20 september 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie als voorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 9 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:636.
2.Zie als voorbeeld de uitspraken van de AbRvS van 11 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV0590 en 5 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX6525.