ECLI:NL:RBDHA:2021:12178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
NL20/21463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op basis van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn, heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 15 december 2020, waarin werd gesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser betwistte de juistheid van het claimakkoord en voerde aan dat hij meerderjarig is, terwijl verweerder op basis van de registratie in Italië en eigen onderzoek concludeerde dat eiser meerderjarig is. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht heeft aangenomen dat het claimakkoord op een juiste grondslag is gebaseerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de registratie in Italië. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om zijn stelling dat hij minderjarig is te onderbouwen. Daarnaast voerde eiser aan dat hij bij terugkeer naar Italië het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, maar ook deze stelling werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeerde dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft hoeven nemen en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21463
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H. Ibrahim).

Procesverloop

In het besluit van 15 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.21464, plaatsgevonden op 29 december 2020. Eiser heeft via telefonische verbinding deelgenomen. Hij is bijgestaan door zijn gemachtigde, via een Skype-verbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend. De Italiaanse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid (claimakkoord).
2. Eiser voert aan dat de grondslag van het claimakkoord niet juist is. De Italiaanse autoriteiten hebben ingestemd met de verantwoordelijkheid om eisers asielaanvraag in behandeling te nemen, omdat er nog een asielaanvraag van hem in behandeling zou zijn in Italië. Dat klopt volgens eiser niet. Zijn asielprocedure is in Italië afgehandeld en de uitkomst staat vast. Het claimakkoord is volgens eiser dan ook op een verkeerde grondslag gebaseerd. Hieraan verbindt eiser de conclusie dat verweerder niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen uitgaan van de juistheid van het claimakkoord. Het is niet in geschil dat eiser op 22 oktober 2018 in Italië een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft bij de Italiaanse autoriteiten een terugnameverzoek ingediend op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Op de zitting is duidelijk geworden dat verweerder het terugnameverzoek op dit artikel heeft gebaseerd naar aanleiding van eisers eigen verklaringen. Zo heeft eisers bij het aanvullend gehoor verklaard dat hij tijdens zijn asielprocedure in Italië geen gesprek heeft gehad en dat hij niet weet of hij een beslissing op zijn asielaanvraag heeft gehad. De Italiaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord de door verweerder toegepaste grondslag uitdrukkelijk geaccepteerd. Daarmee bevestigen zij dus dat de asielaanvraag van eiser nog in behandeling was op het moment dat hij Italië heeft verlaten en er dus (nog) geen beslissing op zijn asielaanvraag is genomen. Er bestaat geen aanleiding om hieraan te twijfelen. De enkele stelling van eiser dat hij wel een beslissing op zijn asielaanvraag heeft gehad en dat die vast staat, is daarvoor onvoldoende. Zonder stukken die dit onderbouwen, kan de rechtbank eiser niet zonder meer volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Verder voert eiser aan dat hij minderjarig is en dat verweerder daarom zijn asielaanvraag in behandeling moet nemen. Volgens eiser is hij geboren op [2006] en niet, zoals hij in Italië is geregistreerd, op [2001] . Eiser stelt dat hij geen documenten heeft om zijn leeftijd te onderbouwen en hier ook niet aan kan komen. Volgens eiser is het aan verweerder om hem het voordeel van de twijfel te geven. Ter onderbouwing verwijst hij naar het rapport van de Adviescommissie van Vreemdelingenzaken (ACVZ).
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen concluderen dat eiser meerderjarig is. Deze conclusie heeft verweerder zowel mogen baseren op de registratie van eiser in Italië als op zijn eigen onderzoek (de leeftijdsschouw). Uit het rapport dat hoort bij het aanmeldgehoor blijkt namelijk dat een schouw heeft plaatsgevonden. Verweerder gaat dus niet alleen af op de registratie van eiser in Italië, maar heeft dus ook zelf onderzoek gedaan. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerders eigen onderzoek, de leeftijdsschouw, niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat de inhoud en conclusies van de schouw niet juist zouden zijn. De conclusie van de schouw is dat wordt getwijfeld aan de door eiser opgegeven leeftijd en dat er verder onderzoek zal plaatsvinden. Daarom heeft verweerder informatie bij de Italiaanse autoriteiten opgevraagd over hoe eiser daar is geregistreerd. Uit de informatie van de Italiaanse autoriteiten blijkt dat eiser daar geregistreerd is met geboortedatum [2001] én dat hij tot vier keer toe heeft verklaard op die dag te zijn geboren (bij binnenkomst, bij zijn asielaanvraag en bij twee identificatiegelegenheden). Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1 dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel er in beginsel vanuit mag gaan dat die registratie zorgvuldig tot stand is gekomen en dat eiser dus meerderjarig is. Verweerder hoeft hier geen nader onderzoek naar te doen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat deze in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is. Daarvoor heeft eiser echter geen concrete aanknopingspunten aangevoerd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser meerderjarig is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt of aangetoond dat dit niet klopt. Eiser zegt dat hij vanwege bewijsnood niet aan identiteitsdocumenten kan komen, maar heeft dit niet onderbouwd. Alleen daarom al kan het beroep op bewijsnood niet slagen. Het rapport
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:653).
van de ACVZ biedt geen aanleiding voor een andere conclusie. Het is slechts een advies. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Verder voert eiser aan dat hij bij terugkeer naar Italië het risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Hij is slachtoffer van mensenhandel. De smokkelaars zijn in Italië en weten hem te vinden als hij moet terugkeren. Verder zal hij door de Italiaanse autoriteiten worden teruggestuurd naar Gambia, omdat zijn asielverzoek is afgewezen. Verder merkt eiser op dat vanwege de uitbraak van het Corona-virus hij niet kan worden overgedragen aan Italië. Volgens eiser moet verweerder zijn asielaanvraag in behandeling nemen.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Italië heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het uitgangspunt is dat ten aanzien van de lidstaten kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent onder andere dat verweerder ervan uit mag gaan dat Italië zich aan de Verdragsverplichtingen en de verplichtingen uit de toepasselijke richtlijnen houdt. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat dit niet klopt. Daarin is eiser niet geslaagd. Zijn enkele stellingen zijn hiervoor namelijk onvoldoende. Om aan te nemen wat eiser stelt, heeft de rechtbank onderbouwing nodig. Bijvoorbeeld stukken waaruit blijkt dat Italië heeft geweigerd eiser bescherming te geven of algemene openbare bronnen waaruit dit blijkt. Die heeft eiser niet overgelegd. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat met de instemming van de Italiaanse autoriteiten om eiser terug te nemen (het claimakkoord), Italië heeft gegarandeerd dat zij het asielverzoek van eiser in behandeling zullen nemen. Dit is ook zo geoordeeld door de ABRvS in dit soort zaken2. Hij zal dus niet zonder meer naar Gambia worden uitgezet. De uitbraak van het Corona-virus maakt het voorgaande niet anders. In heel Europa rukt op dit moment het Corona-virus weer op, net zoals in Nederland. Het is niet gebleken dat de uitbraak van het Corona-virus in Italië zo nijpend is (en anders dan in Nederland) dat eiser niet kan worden overgedragen aan Italië. Mocht dit wel het geval zijn (of worden), dan is het zo dat de ABRvS heeft geoordeeld dat de uitbraak van het Corona- virus een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is. Het maakt de vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat -waar deze procedure om draait- niet onrechtmatig en staat er niet aan in de weg dat, als dat beletsel is opgeheven, eiser in beginsel alsnog kan worden overgedragen3. De beroepsgrond slagen niet.
9. De rechtbank komt tot de eindconclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft hoeven nemen. Ook niet onverplicht.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 13 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1526).
3 Zie de uitspraak van de ABRvS van 15 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2449.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
08 januari 2021
Mr. M.P. Glerum S. Westerhof
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.