Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1989 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest voor leden van de [naam 2] cult, omdat eiser zijn (overleden) vader – hoofd van deze cult – niet wil opvolgen. Daarnaast heeft eiser een dodelijk ongeluk veroorzaakt met een vrachtwagen, waardoor eiser nu vreest voor de nabestaanden van de doden van dat ongeluk en voor de Nigeriaanse overheid die hem strafrechtelijk wil vervolgen.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit;
- Nationaliteit en herkomst;
- Problemen met leden van een [naam 2] cult;
- Dodelijk ongeluk met de vrachtwagen;
- Problemen met nabestaanden en overheid na dodelijk ongeluk.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser vooralsnog wordt gevolgd in zijn opgegeven identiteit en dat zijn verklaringen over zijn etniciteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. Het dodelijk ongeluk met de vrachtwagen acht verweerder eveneens geloofwaardig. De verklaringen over de problemen met leden van een [naam 2] cult en de problemen met nabestaanden en overheid na het dodelijk ongeluk acht verweerder echter niet geloofwaardig. Eiser heeft namelijk naar het oordeel van verweerder tegenstrijdig en onvoldoende gedetailleerd verklaard over zijn problemen met de leden van een [naam 2] cult. Verweerder stelt verder dat eiser over de problemen met nabestaanden en overheid na dodelijk ongeluk niet overtuigend heeft kunnen verklaren. Niet is gebleken dat eiser aangifte heeft gedaan of anderszins hulp bij de politie of Nigeriaanse autoriteiten heeft gevraagd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij voor zijn problemen geen bescherming van de Nigeriaanse autoriteiten kan krijgen. Eiser heeft ook geen gedetailleerde verklaringen afgelegd, waardoor hij niet heeft kunnen overtuigen dat zijn bijrijder in de vrachtwagen een levenslange gevangenisstraf uitzit in Nigeria. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
4. Op wat eiser hiertegen heeft aangevoerd, gaat de rechtbank hierna in.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Uit rechtspraak van de Afdeling1 volgt dat als uitgangspunt geldt dat verweerder van de door de vreemdeling tijdens de gehoren afgelegde verklaringen mag uitgaan.2 Daarvoor is wel vereist dat de gehoorambtenaar tijdens de gehoren rekening houdt met eventuele beperkingen die blijken uit het FMMU-advies en die voor het horen relevant zijn. Ook moet de gehoorambtenaar tijdens het horen alert blijven op signalen dat de vreemdeling niet in staat is zijn asielrelaas naar voren te brengen of vragen daarover te beantwoorden. Verder is vereist dat uit de verslagen van de gehoren niet blijkt dat de vreemdeling onmiskenbaar niet in staat is geweest zijn asielrelaas naar voren te brengen en vragen daarover te beantwoorden.
6. Uit het FMMU-advies blijkt dat er bij eiser medische klachten zijn geconstateerd die beperkingen geven voor het horen en/of beslissen. Het FMMU stelt dat er regelmatige pauzes dienen te worden ingelast, gelet op eisers emotionele reacties, vermoeidheid en lichamelijke klachten alsook in verband met herbelevingen, zijn psychische klachten en stress. Door een wisselende, verkorte concentratie en/of een vertraagd vermogen om de vraagstelling te begrijpen, heeft eiser meer tijd nodig om te antwoorden. Het FMMU stelt daarom dat er korte en gerichte vragen dienen te worden gesteld en dat vragen zo nodig moeten worden herhaald, verduidelijkt of op een andere manier dienen te worden gesteld. Verder heeft eiser door stress-gerelateerde klachten geheugenproblematiek en moet hij de tijd worden gegeven om de gevraagde informatie terug te laten halen en dienen data zo nodig bij benadering te worden uitgevraagd. Eiser heeft moeite om exacte datums bij gebeurtenissen te plaatsen. Daarnaast heeft eiser forse pijnklachten, waardoor hem de mogelijkheid moet worden geboden om te gaan staan en te lopen om de pijnklachten te verminderen. Tot slot dient er rekening te worden gehouden met een epileptisch insult. In dat geval dient het interview te worden gestopt.
1. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7. Met betrekking tot het horen volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat daarbij voldoende rekening is gehouden met eisers beperkingen. Zo zijn tijdens het nader gehoor regelmatig pauzes ingelast wanneer ofwel eiser aangaf behoefte te hebben aan een pauze of wanneer de gehoorambtenaar constateerde dat eiser last had van zijn (medische) klachten.3 Na die pauzes heeft eiser telkens aangegeven dat het weer goed ging en dat het gehoor verder doorgang kon vinden. Uit het rapport blijkt ook niet dat eiser niet in staat was om te worden gehoord. Gelet hierop heeft verweerder tijdens het gehoor voldoende rekening gehouden met de inhoud van het FMMU-advies. Verweerder heeft dan ook gehandeld conform het beleid zoals neergelegd in Werkinstructie 2010/13. Eiser heeft dit in zoverre ook niet betwist.
8. Eiser stelt dat verweerder echter juist tijdens het beslissen op zijn asielaanvraag onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen. Voor wat betreft eisers vermogen om inhoudelijk te kunnen verklaren over zijn asielrelaas heeft het FMMU geconstateerd dat eiser geheugenproblematiek heeft en dat hem daarom de tijd moet worden gegeven om de gevraagde informatie terug te halen en dat data zo nodig bij benadering dienen te worden uitgevraagd. De conclusies die door verweerder aan eiser worden tegengeworpen, betreffen geen van allen feiten of omstandigheden waarbij eiser beroep heeft moeten doen op zijn vermogen om over specifieke data te verklaren. Nu verder ook niet is betwist dat het gehoor zorgvuldig is afgenomen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat bij de beoordeling van eisers asielaanvraag mocht worden uitgegaan van de inhoud van de gehoorverslagen en de correcties en aanvullingen daarop.
9. Verweerder heeft vervolgens niet ten onrechte de verklaringen over problemen met leden van een [naam 2] cult ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft niet gedetailleerd verklaard over de intentie en aard van de [naam 2] cult, terwijl dit wel van hem mocht worden verwacht. De stelling dat eisers vader hem geen informatie over de cult heeft willen geven en dat eiser verder ook niets met de cult te maken wilde hebben, kan niet tot een andere conclusie leiden. Allereerst betreft de door eiser aangevoerde (indirecte) betrokkenheid bij de [naam 2] cult de kern van zijn asielrelaas. Verweerder heeft dan ook van hem mogen verwachten dat hij uitgebreider kan verklaren over de [naam 2] cult en waarom dat hem afschrikt of waarom hij daar niets mee te maken wil hebben. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het niet valt in te zien dat de zoon van de regionale leider van de cult, die als opvolger moet fungeren, niet meer inzicht kan verschaffen over die cult. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij al op jonge leeftijd door zijn vader lid is gemaakt van de cult en dat eiser, nadat hij uit huis was getrokken, nog regelmatig contact onderhield met zijn vader. Hiermee strookt niet eisers verklaring dat zijn vader hem bedreigde telkens wanneer eiser hem vragen stelde over de cult en ook niet dat eisers vader regelmatig met leden van de cult op eisers werk langskwam. Hier heeft eiser, ook in beroep, geen verklaring voor gegeven. Dat van eiser niet kan worden verlangd een verklaring te geven voor het gedrag van zijn vader, volgt de rechtbank niet. Het is nog immer aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Gelet op het voorgaande is eiser daarin niet geslaagd.
10. Verweerder heeft ook niet ten onrechte de problemen met nabestaanden en overheid als gevolg van een dodelijk ongeluk ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij geen inzicht heeft kunnen bieden in de zaak die
3 Zie rapport nader gehoor, p, 4,6, 8, 11 en 16.
tegen hem, of zijn bijrijder, is aangespannen naar aanleiding van het ongeluk met de vrachtwagen. Hij heeft geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij in de negatieve belangstelling van de Nigeriaanse autoriteiten staat of dat hij (ernstig) te vrezen heeft voor de nabestaanden. Eiser heeft dit ook niet met zijn verklaringen aannemelijk gemaakt. Zo heeft eiser geen inzicht gegeven in hoe hij erachter is gekomen dat zijn bijrijder een levenslange gevangenisstraf uitzit in Nigeria, of dat deze informatie uit een betrouwbare bron is gekomen en ook niet of de gevangenisstraf van zijn bijrijder enkel op het ongeluk berust. Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat niet is gebleken dat eiser aangifte heeft gedaan of hulp heeft gevraagd bij de daartoe bevoegde autoriteiten. Eiser heeft zijn vrees voor corruptie evenmin aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat het Algemeen Ambtsbericht over Nigeria van 27 juni 2018 – waaruit blijkt dat de rechtsmacht onafhankelijk is en die onafhankelijkheid wettelijk is gewaarborgd – te algemeen en gedateerd is, is daartoe onvoldoende.
11. Gelet op wat onder 7 en 8 is geconcludeerd, kunnen voornoemde tegenwerpingen op grond van de medische informatie die over eiser bekend is niet worden verklaard. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als ongegrond.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.