ECLI:NL:RBDHA:2021:12540
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van inlichtingenplicht en verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die sinds 1 maart 2015 een bijstandsuitkering ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstand over de periode van 1 oktober 2016 tot 1 maart 2020. Verweerder heeft op basis van een anonieme melding en daaropvolgend onderzoek vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht niet is nagekomen door contante stortingen en bijschrijvingen op haar bankrekeningen niet te melden. Dit leidde tot de herziening van haar recht op bijstand en de terugvordering van een bedrag van € 3.075,01.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de relevante periode meer dan 28 dagen in het buitenland heeft verbleven, wat in strijd is met de Participatiewet. Eiseres heeft betoogd dat het onderzoek onvolledig was en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar persoonlijke situatie, maar de rechtbank oordeelde dat de inlichtingenplicht en de verplichting tot herziening en terugvordering van bijstand geen ruimte bieden voor een belangenafweging. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft gehandeld en het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bijstandsontvangers om relevante informatie te melden en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.