ECLI:NL:RBDHA:2021:12553
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van jongvolwassenenbeleid en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren in 1990 en van onbekende nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn zus in Nederland te verblijven. Deze aanvraag was in het verleden ingewilligd, maar de eiser kon de mvv niet ophalen vanwege zijn militaire dienst in Syrië. Na zijn terugkeer in Nederland diende hij opnieuw een aanvraag in, maar deze werd afgewezen omdat hij niet langer als jongvolwassene werd aangemerkt en er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn zus was aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat er geen sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.