ECLI:NL:RBDHA:2021:12606

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
NL21.15088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige bekering en geloofsgroei van Iraanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vrouw die een opvolgende asielaanvraag had ingediend. Eiseres, die eerder asiel had aangevraagd op basis van haar bekering tot het christendom, had haar aanvraag opnieuw ingediend met de stelling dat zij in haar geloof was gegroeid en nieuwe documenten had die haar vrees voor vervolging in Iran onderbouwden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de aanvraag echter niet-ontvankelijk, omdat eiseres geen nieuwe elementen had aangedragen die haar bekering en geloofsgroei geloofwaardig maakten. De rechtbank oordeelde dat de eerdere afwijzingen van haar asielaanvragen in rechte vaststonden en dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat haar bekering nu wel oprecht was. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eiseres over haar geloofsgroei te algemeen en oppervlakkig waren en dat de nieuwe elementen die zij aanvoerde niet voldoende waren om haar aanvraag opnieuw te beoordelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15088

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Özcan-Saglik).

ProcesverloopBij besluit van 17 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Aan de zijde van eiseres is tevens
dhr. [A] verschenen. Als tolk is verschenen F. Flippo-Wassa. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1961. Zij heeft op 27 mei 2014 een asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij zich tot het christendom heeft bekeerd. Bij besluit van 8 januari 2015 is deze asielaanvraag afgewezen. Dit besluit is bij uitspraak van 29 september 2015 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) onherroepelijk geworden.
1.1.
Eiseres heeft op 12 maart 2018 een tweede asielaanvraag ingediend. Daar heeft zij aan ten grondslag gelegd dat zij in haar geloof is gegroeid. Haar zoon heeft een boek geschreven en zij heeft daar tekeningen bij gemaakt. Ze gaat elke zondag naar de kerk en bidt tot God. Bij besluit van 24 oktober 2018 is de asielaanvraag kennelijk ongegrond verklaard. Deze beschikking is bij uitspraak van 7 januari 2019 van de Afdeling onherroepelijk geworden.
1.2.
Op 31 oktober 2020 heeft eiseres opnieuw een asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij nieuwe documenten en bewijsmiddelen heeft om haar geloofsgroei en de daarbij horende vrees aannemelijk te maken. Daarnaast is haar schoonzoon tijdens een demonstratie gewond geraakt en aan zijn verwondingen overleden. Uit die gebeurtenis blijkt het onmenselijke gedrag van de autoriteiten van Iran en haar vrees voor vervolging.
2. Verweerder heeft de laatste asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat sprake is van een opvolgende aanvraag en eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen aan haar asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd. Aan haar eerdere asielaanvragen heeft eiseres ook ten grondslag gelegd dat zij is bekeerd en een geloofsgroei heeft doorgemaakt, die ongeloofwaardig zijn bevonden. Eiseres borduurt nu voort op een ongeloofwaardig bevonden bekering en geloofsgroei. Er rust daarom een zwaardere bewijslast op haar om haar bekering en geloofsgroei aannemelijk te maken. Daarin is zij niet geslaagd.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiseres voert aan dat zij met haar verklaringen voldoende inzicht heeft gegeven in haar innerlijke motieven voor de bekering. Zij ervaart liefde en bidt vaker en intensiever en zingt lofliederen. Zij heeft haar ervaringen zichtbaar gemaakt en koppelt deze aan concrete gevoelens. Daarmee heeft zij laten zien waarom zij liefde ervaart die aan het christendom is toe te schrijven. Daarbij verwijst eiseres naar een uitspraak van deze rechtbank van 16 oktober 2020. [1] Ten onrechte is verweerder op zoek naar verandering in de bekering van eiseres, terwijl het gaat om geloofsgroei en verdieping van het geloof. Daarnaast dient verweerder de correcties en aanvullingen volledig mee te wegen in zijn beslissing. Verder is eiseres actief op haar YouTube kanaal en is zij op filmpjes in beeld te zien. Het is aannemelijk dat de Iraanse autoriteiten daarvan op de hoogte zijn. Alleen al door haar activiteiten (op sociale media), zal zij als afvallige worden gezien en gevaar lopen in Iran. Verweerder heeft verder ten onrechte nagelaten om te motiveren waarom de overgelegde verklaringen van derden geen waarde hebben. Eiseres verzoekt om dhr. [A] als getuige te horen. Voorts heeft verweerder gevraagd noch betrokken in de beoordeling hoe eiseres uiting wil geven aan haar geloof in Iran. Ook is de afvalligheid niet betrokken. Verder heeft eiseres met haar verklaringen wel aannemelijk gemaakt dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van de dood van haar schoonzoon en is dit aan te merken als nieuw feit of omstandigheid. Ten onrechte stelt verweerder dat zij gedetailleerder over de gebeurtenissen rondom haar schoonzoon moet verklaren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 is bepaald dat een asielaanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
4.1.
De vorige asielaanvragen van eiseres zijn afgewezen, omdat eiseres haar bekering tot het christendom en geloofsgroei niet aannemelijk heeft gemaakt. Die besluiten staan in rechte vast en vormen het vertrekpunt van de beoordeling van het besluit die nu voorligt.
4.2.
Volgens paragraaf 7 van Werkinstructie (WI) 2019/18, voor zover hier van belang, gaat het bij een opvolgende aanvraag om de vraag wat er nieuw is aan de bekering ten opzichte van de eerdere procedure waardoor aannemelijk is dat er wel sprake is van een oprechte bekering. Verklaringen van de vreemdeling of verklaringen van kerkelijke personen en/of instanties kunnen als nieuwe elementen of bevindingen worden aangemerkt, indien uit die verklaringen ook daadwerkelijk nieuwe elementen en bevindingen blijken ten opzichte van de laatste aanvraag. Indien de vreemdeling voortborduurt op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering, rust er een zwaardere bewijslast op de vreemdeling om zijn bekering geloofwaardig te maken. Indien de vreemdeling - ondanks de ongeloofwaardigheid van zijn eerdere verklaringen - nu zo overtuigend kan vertellen over zijn motieven voor het proces van bekering dat zich heeft voorgedaan na de vorige afwijzing kan dit - in combinatie met zijn huidige kennis en de activiteiten die hij verricht tot de conclusie leiden dat zijn bekering nu wel geloofwaardig is.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eiseres onvoldoende concreet en persoonlijk heeft verklaard over haar gestelde geloofsgroei en verdieping in het christendom. Daarbij heeft verweerder voorop mogen stellen dat de verklaringen van eiseres over haar motieven voor het proces van bekering na de vorige afwijzing oppervlakkig en algemeen zijn en onvoldoende inzicht geven in de geloofsgroei die hierdoor zou hebben plaatsgevonden. Dat Wim en zijn familie lief voor haar waren en dat ze van hen christelijke waarden en normen geleerd zou hebben, betekent niet dat er dan ook sprake is van een oprechte innerlijke bekering tot het christendom. Het geven van hulp en liefde is immers niet enkel aan christenen voorbehouden. Eiseres heeft daarmee dan ook geen inzicht gegeven in de motieven van haar bekeringen en waarom zij nu wel oprecht en innerlijk overtuigd is geraakt van het Christendom. Verder heeft verweerder van belang mogen achten dat haar verklaringen - dat zij is veranderd, dat zij liefde en warmte aan anderen geeft, dat ze zich inzet voor de kerk, dat zij bidt en lofliederen zingt – overeenkomen met haar verklaringen in de eerdere procedures. Dat zij nu meer activiteiten zou verrichten, maakt nog niet dat haar bekering nu wel oprecht is, noch dat zij dermate is gegroeid in haar geloof dan nu wel sprake is van een oprechte bekering. Dat zij plezier ervaart met het zingen van lofliederen geeft immers geen inzicht in haar geloofsgroei, nu ook niet-christenen plezier kunnen ervaren met zingen.
4.4.
Voorts heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat de omstandigheid dat de zoon van eiseres een nieuw YouTube kanaal heeft waarop zij op filmpjes te zien is, evenmin inzicht geeft in de oprechtheid van haar bekering en geloofsgroei. Bovendien heeft zij in de vorige procedure ook verklaard heeft dat haar zoon een blog heeft, en dat bijvoorbeeld haar doopceremonie op YouTube geplaatst is. Dat zij eerder niet in beeld was, valt dus niet in te zien. Dat zij nu op filmpjes zelf spreekt, uit de bijbel leest en bidt, geeft evenmin inzicht in de oprechtheid van haar bekering en geloofsgroei. Het enkel verrichten van christelijke activiteiten, betekent immers nog niet dat iemand ook oprecht bekeerd is.
4.5.
De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres niet eenvoudig is om na twee afwijzende besluiten alsnog de motieven voor en het proces van bekering en haar geloofsgroei duidelijk te maken. De rechtbank is echter gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de gestelde geloofsgroei en intensivering van de christelijke activiteiten onvoldoende zijn om als nieuwe relevante elementen en/of bevindingen te kunnen worden aangemerkt.
5. In het licht van het voorgaande heeft verweerder in de door eiser overgelegde verklaringen van derden geen aanleiding heeft hoeven zien om alsnog uit te gaan van de geloofwaardigheid van de gestelde bekering en de daarmee samenhangende geloofsgroei. Verweerder heeft deze verklaringen bij de besluitvorming betrokken. De hoogste bestuursrechter heeft bepaald dat verweerder ook daadwerkelijk en kenbaar moet motiveren hoe hij de verklaringen van derden weegt in het licht van de afgelegde en ongeloofwaardig geachte verklaringen. [2] Verder blijkt uit de [codenummer] dat in de regel beperkt gewicht wordt toegekend aan verklaringen of rapporten van bijvoorbeeld kerkelijke instanties en geloofsgenoten waarin een eigen oordeel wordt gegeven over de oprechtheid van een gestelde bekering. De rechtbank is van oordeel dat verweerder kenbaar in de besluitvorming heeft gemotiveerd welke waarde aan de verklaringen en het rapport van PKN moet worden gehecht. Verweerder heeft niet ten onrechte de conclusie getrokken dat daaraan niet de waarde toekomt die eiseres daaraan gehecht wil zien. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het rapport en de getuigschriften onvoldoende inzicht geven in de geloofsgroei die eiseres stelt te hebben doorgemaakt. De verklaringen van eiseres in het rapport zijn summier en oppervlakkig en de vragen zijn onvoldoende diepgaand. Uit de getuigschriften blijkt verder dat eiseres leergierig is, uit de Bijbel leest en Bijbelstudie volgt, kerkdiensten bezoekt, actief is voor de kerk, het woord van God verspreid (middels YouTube), van stil en zwijgzaam naar actief en gelukkiger is veranderd en dat zij in haar geloofsovertuiging is gegroeid. De inhoud van deze getuigschriften komt overeen met hetgeen in deze en vorige procedures al is aangevoerd. Die verklaringen kunnen daarom niet leiden tot het alsnog aannemelijk maken van de bekering en geloofsgroei. Dit geldt eveneens voor de ter zitting gegeven nadere toelichting door dhr. [A] .
6. Verweerder heeft verder niet ten onrechte geconcludeerd dat de dood van de schoonzoon van eiseres niet als nieuw element of feit kan worden aangemerkt, nu het geen betrekking heeft op haar gestelde bekering. Met verweerder is de rechtbank ook van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten op de hoogte zijn van haar bekering en dat zij daardoor in de negatieve belangstelling staat. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres de informatie dat de autoriteiten van haar gestelde bekering op de hoogte zijn alleen van haar dochter, een niet objectieve derde heeft gehoord. Zij heeft geen bewijs dat zij en haar zoon berichten met een christelijke inhoud naar haar schoonzoon hebben gestuurd. Verweerder heeft het vreemd mogen achten dat de autoriteiten opeens aan haar dochter hebben laten weten dat ze weten dat eiseres en haar zoon bekeerd zijn. Dat verweerder op dit punt onvoldoende heeft doorgevraagd, volgt de rechtbank niet. Aan eiseres zijn verschillende concrete vragen gesteld over de gebeurtenissen rondom haar schoonzoon en dochter. Verweerder heeft dan ook niet zijn samenwerkingsplicht geschonden. Bovendien is het in eerste instantie aan eiseres om haar asielrelaas aannemelijk te maken. Daarin is zij niet geslaagd.
7. Voorts heeft verweerder ook niet ten onrechte geloofwaardig bevonden dat eiseres door haar activiteiten op sociale media in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten staat. Eiseres heeft alleen van haar dochter, een niet-objectieve derde, gehoord dat de autoriteiten zouden weten dat zij bekeerd is. Bovendien heeft het YouTube kanaal van haar zoon slechts een kleine hoeveelheid volgers, zodat niet valt in te zien dat veel mensen op de hoogte zijn van zijn online activiteiten. Dat zij de filmpjes ook op haar openbare Facebook- en Instagramaccount plaatst is pas ter zitting naar voren gekomen en niet nader onderbouwd. Bovendien betekent het gegeven dat zij openbare accounts heeft nog niet dat de Iraanse autoriteiten daar dan ook van op de hoogte zijn.
Conclusie
8. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr.F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:977.