ECLI:NL:RBDHA:2021:12950
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van Europees recht en bewijsnood
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Afghaanse vrouw, had op 2 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een document dat haar afgeleid verblijfsrecht op basis van het EU-recht moest bevestigen. De aanvraag werd op 10 januari 2020 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 19 mei 2020 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij en haar minderjarige kind, dat de Nederlandse nationaliteit heeft, niet terug konden naar Duitsland, waar zij een verblijfsvergunning had, omdat haar verblijfsrecht in Duitsland in behandeling was en zij geen reactie had ontvangen op haar verzoek om intrekking van haar verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet binnen de reikwijdte van het arrest Chavez-Vilchez viel, omdat zij een geldige Duitse verblijfsvergunning had. De rechtbank concludeerde dat het aan eiseres was om aan te tonen dat haar verblijfsrecht in Duitsland was vervallen, wat zij niet had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor omkering van de bewijslast. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank gaf aan dat eiseres een nieuwe aanvraag kon indienen indien nodig.