8.1.De arresten FMS e.a., M e.a. en TQ wijzen erop dat het vermelden van het land van terugkeer in een terugkeerbesluit bijdraagt aan de bescherming van de in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn genoemde belangen. Het moet voor een vreemdeling kenbaar zijn naar welk derde land hij zal worden verwijderd als het op gedwongen terugkeer aankomt. Dan kan hij namelijk eventuele belangen die aan terugkeer naar dat land in de weg staan, zo goed mogelijk naar voren brengen, zal hij beter in staat zijn doeltreffende rechtsmiddelen tegen het terugkeerbesluit aan te wenden (arrest Boudjlida, punten 58 en 59) en zal hij eventueel een passende verblijfsvergunning kunnen aanvragen. Als de staatssecretaris in zijn besluit geen land van terugkeer noemt of een ander land noemt dan het land waarnaar de vreemdeling in de praktijk moet terugkeren, kan dat de belangen van een vreemdeling dus schaden.”
15. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit, dat ook geldt als terugkeerbesluit, de verplichting is opgenomen voor eiser om Nederland en het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland te verlaten. Hoewel eiser aan zijn vertrekplicht kan voldoen door naar elk derde land van zijn keuze te vertrekken als hij de Unie en EER verlaat en niet naar Zwitserland gaat, is verweerder gehouden een land van bestemming in het terugkeerbesluit op te nemen. Indien eiser niet zelfstandig aan zijn vertrekplicht voldoet is verweerder immers op grond van de Terugkeerrichtlijn gehouden om eiser te verwijderen behoudens in de in de Terugkeerrichtlijn genoemde situaties. Het Hof van Justitie heeft dit in punten 41, 79 en 80 van het arrest TQ van 14 januari 2021 (TQ tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, C-441/19, ECLI:EU:C:2021:9, hierna “TQ”) uitdrukkelijk benoemd. In de onderhavige procedure is door verweerder niet overwogen dat er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor hij niet gehouden is om tot verwijdering over te gaan. Het land waarnaar verweerder eiser zal verwijderen als eiser niet zelfstandig vertrekt kan evenmin uit de motivering van het bestreden besluit worden afgeleid. Verweerder heeft zich immers gemotiveerd op het standpunt gesteld dat hij niet uitgaat van de in Eurodac opgenomen Nigeriaanse nationaliteit en verweerder heeft tevens overwogen dat hij eisers gestelde Amerikaanse nationaliteit niet aannemelijk acht. Omdat verweerder niet kan vaststellen welke nationaliteit eiser heeft en ook niet aannemelijk acht dat Nigeria als herkomst van eiser kan worden aangemerkt, is door verweerder ook niet beoordeeld of eiser bij uitzetting een risico zal lopen op een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest, waardoor reeds hierom niet is voldaan aan artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn. Verweerder dient gelet op de uitleg die het Hof in FMS over de terugkeerrichtlijn heeft gegeven een land van bestemming te noemen in het terugkeerbesluit, waarbij de Afdeling heeft overwogen dat bij gebreke hieraan volstaat als het land van bestemming ondubbelzinnig uit de meeromvattende beschikking kan worden afgeleid, zodat de vreemdeling desgewenst belangen kan aandragen die aan vertrek naar dat land in de weg staan en hij beter in staat zal zijn doeltreffende rechtsmiddelen aan te wenden tegen het terugkeerbesluit. In het bestreden besluit is geen land van bestemming benoemd en is overwogen dat de nationaliteit en herkomst van eiser niet zijn vast te stellen.
16. De rechtbank overweegt dat daarmee, gelet op de motivering van het bestreden besluit, niet is voldaan aan de vereisten die aan een Terugkeerbesluit worden gesteld. Dat in een situatie als in de onderhavige procedure voor verweerder niet duidelijk is hoe hij thans wel een terugkeerbesluit kan nemen laat onverlet dat dit terugkeerbesluit in strijd met de Terugkeerrichtlijn, zoals geduid door het Hof en de Afdeling, is en dient te worden vernietigd. De stelling van verweerder ter zitting dat zal worden afgezien van verwijdering maakt het terugkeerbesluit niet alsnog rechtmatig. In het besluit is weliswaar overwogen dat eiser
kanworden verwijderd als hij niet vertrekt, echter op geen enkele wijze is gemotiveerd op grond waarvan verweerder meent dat hij niet is gehouden aan de Unierechtelijke verplichting om illegaal op het grondgebied van de Unie verblijvende derdelanders te verwijderen. Ook ter zitting is deze toelichting niet gegeven. De stelling van verweerder ter zitting dat hij overweegt ter zitting om het terugkeerbesluit alsnog in te trekken kan, zoals besproken ter zitting, nergens toe leiden. Verweerder is immers gehouden een meeromvattende beschikking te nemen op een asielaanvraag. Indien verweerder beslist dat een asielaanvraag niet wordt ingewilligd en geen verblijf wordt toestaan, stelt hij daarmee vast dat voortgezet verblijf onrechtmatig is. Dan moet verweerder een terugkeerbesluit nemen en heeft eiser daarmee een vertrekplicht en verweerder een verwijderplicht als eiser niet zelfstandig vertrekt. Indien verweerder niet vaststelt dat sprake is van onrechtmatig verblijf lijkt verweerder daarmee te impliceren dat sprake is van rechtmatig verblijf na afronding van de beslissing op de aanvraag. Verblijf kan immers slechts rechtmatig óf niet rechtmatig zijn. Verweerder zal een kenbare en gemotiveerde beslissing moeten nemen of hij het verblijf van eiser rechtmatig of niet rechtmatig acht. Indien hij het voortgezet verblijf niet rechtmatig acht moet hij een terugkeerbesluit nemen en is hij gehouden om tot verwijdering over te gaan. Het Hof heeft in TQ immers ook -kort gezegd- overwogen dat “gedogen” van niet rechtmatig verblijf in strijd is met de Terugkeerrichtlijn. Het arrest TQ had betrekking op een alleenstaande minderjarige vreemdeling. De rechtbank acht de uitleg in het arrest TQ in punt 79 en 80 ook van toepassing op de onderhavige procedure.
17. Verweerder zal in zijn nieuw te nemen besluit moeten aangeven welk land hij als land van bestemming duidt. Als hij dit niet kan omdat hij de nationaliteit en herkomst van eiser niet kan vaststellen zal hij moeten overwegen, als hij wil vaststellen dat sprake is van onrechtmatig verblijf doordat eiser niet in aanmerking komt voor verblijf, waarom hij bevoegd is om af te zien van verwijdering als eiser niet vertrekt. Indien verweerder wel een land van bestemming wil benoemen in zijn nieuw te nemen terugkeerbesluit zal hij eiser dienen te horen over alle in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn genoemde belangen.
De rechtbank overweegt hierbij dat het verweerder, hoewel daartoe niet verplicht, vanzelfsprekend vrij staat om alsnog contact op te nemen met de Amerikaanse autoriteiten om, gelet op de concrete en gedetailleerde verklaringen van eiser over het ziekenhuis waar hij is geboren, de persoonsgegevens van zijn vader die volgens eiser de Amerikaanse nationaliteit heeft en bekend is bij de Amerikaanse justitie omdat hij ter dood is veroordeeld en gebracht en de naam en verblijfplaats van zijn tante in de VS, zich te vergewissen of eiser mogelijk kan worden gepresenteerd om na te gaan of eiser, zoals hij stelt, door geboorte in de VS en/of door de Amerikaanse nationaliteit van zijn vader de Amerikaanse nationaliteit bezit.
18. Verweerder heeft het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig mogen achten en heeft, omdat hij de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet heeft kunnen vaststellen, geen 3 EVRM-beoordeling hoeven maken. Verweerder dient evenwel een meeromvattende beschikking te nemen en als hij geen verblijf toestaat te beslissen dat voortgezet verblijf onrechtmatig is. Indien hij een dergelijk besluit neemt dient hij in dit terugkeerbesluit een land van bestemming te noemen, zodat eiser zijn belangen kenbaar kan maken en desgewenst kan verweren tegen dit derde land als land van bestemming. Verweerder heeft niet gemotiveerd en ook ter zitting niet duidelijk weten te maken waarom hij niet gehouden is eiser te verwijderen als eiser niet zelfstandig voldoet aan zijn vertrekplicht.
19. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:72 van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten en ziet evenmin een mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal dan ook een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
20. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op € 1.496,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 748,00 en een wegingsfactor 1).