ECLI:NL:RBDHA:2021:12955
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht onder Dublinverordening met betrekking tot medische kwetsbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit bezittende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Italië een verzoek om internationale bescherming ingediend, wat leidde tot de conclusie dat Italië de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag op zich moest nemen.
Eiser voerde aan dat hij bijzonder kwetsbaar was door zijn medische situatie, waaronder een enkelkwetsuur die een operatie vereiste. Hij betoogde dat de opvangomstandigheden voor asielzoekers in Italië ondermaats waren en dat hij zonder individuele garanties over de opvangvoorzieningen niet kon worden overgedragen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat de medische voorzieningen in Italië vergelijkbaar zijn met die in Nederland. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris dat de overdracht aan Italië niet in strijd was met de rechten van eiser.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukte het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de noodzaak voor eiser om eventuele problemen met de opvang in Italië daar aan de orde te stellen. De rechtbank concludeerde dat de medische situatie van eiser niet voldoende was om de behandeling van zijn asielaanvraag in Nederland te rechtvaardigen, en dat de Italiaanse autoriteiten in staat waren om aan zijn behoeften te voldoen.