6.3Ten aanzien van de door eisers gestelde verslechterde veiligheidssituatie in Armenië, meer specifiek gericht op de conflictsituatie in Nagorno-Karabach, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich ter zitting terecht op het standpunt heeft gesteld dat dit slechts een regionaal conflict betreft, tussen een deel van Armenië en Azerbeidzjan. Uit de door eisers overgelegde bronnen volgt niet dat deze conflictsituatie naar andere delen van Armenië is geëscaleerd. Afgezien van de hoofdstad van Armenië, is verder niet gebleken van spanningen in de rest van Armenië, waardoor Armenië nog steeds kan worden gezien als veilig derde land. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder alle relevante bronnen voldoende heeft betrokken bij de beoordeling of Armenië kan worden aangemerkt als veilig derde land voor eisers. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek tot heroverweging van het intrekkingsbesluit
7. Eisers voeren aan dat verweerder het verzoek tot heroverweging ten onrechte heeft afgewezen. Eisers hebben in dit kader van dit verzoek een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel en hebben het volgende aangevoerd.
7.1.1Sinds ongeveer een jaar of vier is een Unit bij de INDin Zwolle bezig met het intrekken van verblijfsvergunningen asiel van ‘Armeense Syriërs’. Dit betreffen Syriërs van Armeense etniciteit, die omstreeks 2013 in Nederland asiel hebben aangevraagd en een vergunning hebben gekregen. Enkele maanden tot jaren later is van hen een zogenaamde Vision-treffer bekend geworden, waaruit zou blijken dat zij ten tijde van de asielaanvraag in het bezit waren van een Armeens paspoort. Deze zaken zijn dus vergelijkbaar met de zaak van eisers. De gemachtigde van eisers heeft meerdere van dezelfde zaken lopen in zijn praktijk, maar wijst erop dat verweerder nog meer vergelijkbare zaken heeft lopen waar de gemachtigde van eisers geen zicht op heeft.
7.1.2Deze zaken lijken voor wat betreft de feiten erg op elkaar. Het zijn zonder uitzondering Syriërs, met soms een Armeens gezinslid. Zij zijn vrijwel altijd afkomstig uit het Noorden van Syrië, in meerderheid uit Aleppo, zoals eisers. De genoemde Vision-treffers zien op een visumaanvraag die in Jerevan zou zijn gedaan, meestal bij de Italiaanse of de Tsjechische ambassade, in grofweg dezelfde periode. In sommige gevallen betrof het en groepsvisum voor verschillende Armeense Syriërs.
7.1.3De voornemens waarmee de intrekkingsprocedures zijn gestart zijn nagenoeg identiek. Het verloop van de procedures grotendeels ook: de betrokkenen ontkennen elke wetenschap van een Armeens paspoort. Geconfronteerd met meer bewijzen, zoals een foto uit het dossier of een kopie van het vermeende paspoort, geven zij aan dat een eventueel Armeens paspoort in elk geval niet door hen is aangevraagd, maar dat het mogelijk is dat de mensensmokkelaar die zij in de arm hebben genomen om Syrië te ontvluchten, dit heeft geregeld. Dit vindt ook steun in algemene informatie, bijvoorbeeld over het feit dat Armeense paspoorten tijdens de oorlog in Syrië zijn verstrekt aan etnisch Armenen, en dat er grootschalig fraude is gepleegd met Europese visa. De betrokkenen namen vervolgens gewoonlijk contact op met de Armeense ambassade en uit dat contact blijkt dat zij inderdaad de Armeense nationaliteit hebben. Omdat zij dat nooit hebben gewild of geweten, doen zij daar vervolgens afstand van. Dit erkent verweerder in de meeste gevallen.
7.1.4Op het oog gaat het hier om een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De achtergrond is hetzelfde, de bewijzen waren hetzelfde. De gemachtigde van eisers heeft een aantal van deze gezinnen bijgestaan, het gaan dan om 18 gezinnen en individuen. Van die 18 zaken heeft verweerder in negen zaken aangegeven dat de betrokkenen hun verblijfsvergunning mochten behouden. In het overgrote deel van die gevallen, namelijk 7 zaken, zijn dit beslissingen die eind vorig jaar of dit jaar zijn genomen. Nu de gemachtigde van eisers bekend is met deze zaken, heeft hij gezien dat dit op relevante punten gelijke zaken betreffen. Ongelijke behandeling van gelijke gevallen is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, waardoor eisers een beroep hierop hebben gedaan in deze procedure.
7.1.5Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast brengt de gemachtigde van eisers naar voren dat het in beginsel aan de burger is om een beroep op het gelijkheidsbeginsel zo concreet mogelijk te onderbouwen. Professor Schuurmansheeft daarover opgemerkt dat een bestuursorgaan na een eerste aanzet van de belanghebbende, de bewijsvoeringslast voor het zelfstandige verweer draagt. Deze bewijslastregel wijkt af van de regel bij andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur, omdat het bij uitstek de taak van het bestuursorgaan is om de consistentie van zijn eigen beleid te bewaken, aldus professor Schuurmans. Kortom: het is aan verweerder om consistent te zijn. Als de burger ervan op de hoogte raakt dat daarvan geen sprake is en dat aankaart, zoals in dit geval, dat moet het bestuursorgaan zich inhoudelijk verdedigen.