ECLI:NL:RBDHA:2021:13199
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf voor moeder en zus op basis van afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de aanvragen van eiseressen, een moeder en haar dochter van Syrische nationaliteit, voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. De aanvragen waren gericht op verblijf als familie- of gezinslid bij hun meerderjarige referent, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de aanvragen afgewezen, omdat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseressen en referent. De rechtbank oordeelde dat eiseressen onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claim van emotionele en financiële afhankelijkheid van referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseressen al tien jaar in Syrië wonen en dat zij in staat zijn geweest om zonder de directe steun van referent te functioneren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verwijzing naar eerdere uitspraken van de rechtbank in Middelburg niet opging, omdat de omstandigheden in die zaken wezenlijk anders waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvragen van eiseressen terecht zijn afgewezen en dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden, omdat de bezwaren kennelijk ongegrond waren. De uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, en is openbaar gemaakt op 1 december 2021.