Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[de man] [plaats 2] ,
[de B.V.]te [plaats 3] , gemeente [gemeente] ,
1.De procedure
2.De feiten
De man voldoet door storting van een bedrag van € 225.000 bruto op (een) door de vrouw aan te wijzen rekening(en) bij (een) in Nederland gevestigde erkende verzekeringsmaatschappij(en) voor de aankoop van een pensioenuitkering ten behoeve van de vrouw in [land] . De storting vindt plaats in driejaarlijkse termijnen van € 50.000 in de jaren 2017 t/m 2019 en een termijn van € 75.000 in het jaar 2020, steeds uiterlijk op 1 juli van dat jaar”
De man voldoet door storting van een bedrag van € 225.000 bruto op (een) door de vrouw aan te wijzen bankrekening. De storting vindt plaats in drie termijnen van € 50.000, waarbij de eerste storting plaatsvindt uiterlijk binnen 2 weken na het in deze te wijzen vonnis, de tweede storting in 2018, uiterlijk op 31 december, de derde storting in 2019, uiterlijk op 1 juli van dat jaar en een termijn van € 75.000 in het jaar 2020, eveneens uiterlijk op 1 juli van dat jaar”
3.Het geschil
De man voldoet door storting van een bedrag van € 225.000 bruto op een door de vrouw aan te wijzen rekening(en) bij (een) in Nederland gevestigde erkende verzekeringsmaatschappij voor de aankoop van een pensioenuitkering ten behoeve van de vrouw in [land] . De storting vindt plaats in driejaarlijkse termijnen van € 50.000 in de jaren 2017 t/m 2019 en een termijn van € 75.000 in het jaar 2020, steeds uiterlijk op 1 juli van dat jaar”
De vennootschap van de man voldoet een bedrag van 225.000 bruto op een door de vrouw aan te wijzen bankrekening. De storting vindt plaats uiterlijk binnen 2 weken na het in deze te wijzen vonnis.”