ECLI:NL:RBDHA:2021:13305
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor huur, woninginrichting en waarborgsom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser, die een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, had op 9 september 2020 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de eerste maand huur, woninginrichting en een waarborgsom in verband met een verhuizing. De aanvraag werd door verweerder afgewezen op basis van de argumentatie dat eiser de kosten uit eigen inkomen of vermogen moest kunnen betalen.
In het bestreden besluit van 22 februari 2021 handhaafde verweerder de afwijzing van de aanvraag, waarbij werd gesteld dat eiser geen bijzondere omstandigheden had aangetoond die rechtvaardigden dat hij voor deze kosten bijzondere bijstand zou ontvangen. Eiser stelde dat zijn situatie vergelijkbaar was met die van een dakloze, omdat zijn woning onbewoonbaar was door ongedierte en zijn verhuurder niet meewerkte. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende had aangetoond dat zijn woning daadwerkelijk onbewoonbaar was en dat hij niet had kunnen reserveren voor de kosten.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was, omdat de kosten in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moesten worden voldaan en er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.