ECLI:NL:RBDHA:2021:13416

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
: C/09/617227 / FT RK 21/725 en FT RK 21/726
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een dwangverzoek tot schuldregeling wegens gebrekkige documentatie en onjuiste vordering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] die een schuld had opgebouwd van € 214.770,25 aan 18 schuldeisers. Ondanks eerdere pogingen om een schuldregeling te treffen, was het [verzoeker] niet gelukt om een akkoord te bereiken met de Belastingdienst en andere schuldeisers. De Belastingdienst weigerde in te stemmen met het voorstel, omdat het gebaseerd was op een onjuiste vordering van € 120.001,- in plaats van de werkelijke schuld van € 154.674,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling was uitgevoerd door de gemeente Den Haag, wat voldeed aan de eerste voorwaarde voor een dwangakkoord. Echter, de rechtbank oordeelde dat het niet onredelijk was voor de Belastingdienst om het aanbod te weigeren, gezien de gebrekkige documentatie en de onjuiste vordering. De rechtbank heeft het verzoek tot het bevelen van de schuldeisers om in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. Tevens heeft [verzoeker] aangegeven het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) te handhaven, waarover in een afzonderlijk vonnis uitspraak zal worden gedaan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/617227 / FT RK 21/725 en FT RK 21/726
vonnis van 2 december 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoeker,
hierna: ‘ [verzoeker] ’,
tegen
Belastingdienst LIC,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: verweerster of ‘de Belastingdienst’,
en
[verweerster], vertegenwoordigt door Van Arkel Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
gevestigd te Zevenhuizen,
hierna: verweerster of ‘ [verweerster] ’,
en
[verweerster 2]
, vertegenwoordigt door Trust Krediet Beheer Holding B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: verweerster of ‘verweerster 2]’.

1.Inleiding (inclusief feiten)

1.1
[verzoeker] heeft de afgelopen jaren een schuld opgebouwd van € 214.770,25 aan 18 schuldeisers. Het is [verzoeker] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 17 augustus 2020 een schuldregeling aangeboden (prognoseakkoord). Dit voorstel houdt in dat over een periode van 36 maanden aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering wordt aangeboden van 4,58% en aan de gewone schuldeisers een uitkering van 2,29%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen. Nadien is het inkomen en daarmee de aflossingscapaciteit van [verzoeker] gestegen, waardoor ook de aanbodpercentages zijn verhoogd. De schuldhulpverlener heeft per e-mail van 23 november 2021 aangegeven dat de aanbodpercentages nu 8,29% en 4,15% bedragen.
1.2
De Belastingdienst is niet akkoord gegaan met het voorstel. In het aangeboden voorstel is uitgegaan van een schuld van [verzoeker] aan de Belastingdienst van € 120.001,-, dat is 55,87% van de totale schuldenlast.
1.3
[verweerster] is ook niet akkoord gegaan met het voorstel. [verzoeker] heeft een schuld aan [verweerster] van € 273,20, dat is 0,13% van de totale schuldenlast.
1.4
[verweerster 2] is ook niet akkoord gegaan met het voorstel. [verzoeker] heeft een schuld aan [verweerster 2] van € 11.584,69, dat is 5,39% van de totale schuldenlast.
1.5
Tijdens de zitting verklaarde de schuldhulpverlener dat [verweerster] en [verweerster 2] alsnog akkoord zijn gegaan met het gedane voorstel. De stukken waaruit dit zou moeten blijken kon hij echter niet overleggen. De rechtbank zal daarom uitgaan van de drie weigerende schuldeisers zoals vermeld in het verzoekschrift.”
1.6
De overige 15 schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.7
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij graag dat de rechtbank de verweersters dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord op te leggen). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Hieronder zal de rechtbank ingaan op de verzoeken.

2.De procedure

2.1
De verzoeken van [verzoeker] zijn behandeld op de zitting van 25 november 2021. Tijdens de zitting zijn de volgende mensen verschenen:
- [verzoeker];
- [W], vader van verzoeker;
- [X], schuldhulpverlener bij gemeente Den Haag;
- [Y], namens de Belastingdienst;
- [Z], namens de Belastingdienst.
2.2
[verweerster] en [verweerster 2] zijn opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3 Standpunten van partijen

3.1
[verzoeker] stelt dat het onredelijk is dat verweersters het aanbod niet aanvaarden. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2
De Belastingdienst heeft tijdens de zitting haar standpunt dat zij niet met het voorstel instemt, toegelicht. Volgens de Belastingdienst klopt de in het akkoord opgenomen vordering niet. Zij heeft onderbouwd gesteld dat de totale belastingschuld € 154.674,- bedraagt. Ook is er geen recent voorstel noch een recente Vtlb-berekening overlegd. Het voorstel is daarom niet goed onderbouwd. Daarnaast had [verzoeker] met behulp van een boekhouder moeten weten dat hij belasting moest betalen. Dit heeft hij sinds de overname van het restaurant nagelaten, met uitzondering van een periode van drie maanden in 2017.
3.3
[verweerster] en [verweerster 2] hebben hun standpunten niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] om een dwangakkoord af. Hieronder licht de rechtbank dit oordeel toe.
Het kader
4.2
Om een verzoek om een dwangakkoord te kunnen toewijzen moet aan twee voorwaarden worden voldaan. De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie en daarnaast moet aan de hand van een belangenafweging worden vastgesteld of het onredelijk is dat verweersters weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
4.3
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden toch de mogelijkheid krijgen om ooit van hun schulden af te komen. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich drie jaar lang maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
Waarom wordt het dwangakkoord afgewezen?
4.4
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie, namelijk de gemeente Den Haag. Aan de eerste voorwaarde wordt dus voldaan. Dat geldt niet voor de tweede voorwaarde. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet onredelijk van de Belastingdienst om te weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. In de eerste plaats klopt het aanbod niet, omdat het uitgaat van een onjuiste vordering. De vordering van de Belastingdienst bedraagt immers € 154.674,- in plaats van € 120.001,- waar het voorstel van uit is gegaan. Daarnaast is de inhoud en documentatie van het akkoordvoorstel is zeer gebrekkig, waardoor de schuldeisers onvoldoende beeld van de situatie van [verzoeker] hebben gekregen.
Conclusie
4.5
De rechtbank oordeelt dat het bij deze stand van zaken niet onredelijk is dat de Belastingdienst het aanbod zoals dat nu voorligt heeft geweigerd. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.
Beoordeling van het WSNP-verzoek in een afzonderlijk vonnis
4.6
[verzoeker] heeft op de zitting laten weten het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling te handhaven. De rechtbank zal in een afzonderlijk vonnis uitspraak doen over dit verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot het bevelen in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Fw.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door R.G.C. Veneman, rechter, in samenwerking met mr. M.J.P. Vink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak in hoger beroep komen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.