ECLI:NL:RBDHA:2021:13502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
NL21.13955
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van geloofwaardigheidsbeoordeling en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, wat de eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen. De rechtbank heeft de zaak op 22 oktober 2021 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag heeft afgewezen op basis van de Vreemdelingenwet, waarbij werd gesteld dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat hij problemen ondervond vanwege zijn agnostische overtuiging, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Marokko niet veilig zou zijn. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Tevens is aan de eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd, omdat hij Nederland onmiddellijk dient te verlaten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13955

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopBij besluit van 31 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.13956, op 22 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Zyad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1997 en van Marokkaanse nationaliteit te zijn.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij door het uiten van zijn agnostische [1] gedachtegoed problemen heeft ondervonden met mensen uit zijn omgeving. Zo zou hij op straat door mensen zijn uitgescholden en werd er water op de grond gegoten op de plek waar hij gelopen had. Ook zou eiser met een onbekende jongen uit de buurt hebben gevochten nadat zij een discussie hadden en reed er die nacht een ongeregistreerde auto heen en weer voor zijn huis.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser bij het bestreden besluit afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vw [2] in combinatie met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij het weliswaar geloofwaardig acht dat eiser niet langer (praktiserend) moslim is en dat hij zich verdiept in het agnostische gedachtegoed, maar dat de daardoor gestelde ondervonden problemen in Marokko ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en dat ook uit de geloofwaardig geachte relevante elementen niet volgt dat Marokko voor eiser niet langer veilig zou zijn.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij urgente behoefte heeft aan bescherming. Eiser meent dat hij niet een vaag, summier en ongerijmd verhaal heeft verteld. Hij heeft daarbij aangegeven bereid te zijn om meer te vertellen over agnosticisme en stelt dat verweerder hem op dit punt nader zou kunnen horen. Eiser stelt dat zijn agnostische overtuiging problemen oplevert in Marokko en dat het voor hem niet veilig is om terug te keren. Hij stelt daarbij dat de autoriteiten hem geen bescherming kunnen bieden en dat deze daartoe ook niet bereid zijn. Vrijheid van gedachten, meningsuiting en dergelijke worden volgens eiser niet gerespecteerd in Marokko en hij stelt dat hij dat aan den lijve heeft ondervonden.
Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder ten onrechte een inreisverbod heeft opgelegd aangezien de openbare orde het inreisverbod niet vordert. Volgens eiser is verweerder daarbij voorbij gegaan aan zijn individuele belangen.
4. Bij een recente herbeoordeling [3] is de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst ongewijzigd voortgezet. Er geldt een uitzondering voor (online) journalisten en (mensenrechten)activisten, die kritiek uitoefenen op de islam, het koningshuis en/of de Marokkaanse regering. Daarnaast geldt een uitzondering ten aanzien van LHBTI’s en geldt verhoogde aandacht als het gaat om personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging.
Eiser bestrijdt niet dat Marokko in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Evenmin heeft eiser aangevoerd dat hij valt onder een van de genoemde uitzonderingscategorieën.
Volgens vaste jurisprudentie [4] van de Afdeling [5] betekent de aanwijzing van een veilig land van herkomst dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit dat land geen internationale bescherming nodig hebben. Het is dan aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het desbetreffende land in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is.
Hierin is eiser naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd.
Verweerder heeft niet ten onrechte onaannemelijk geacht dat eiser vanwege zijn geloofsovertuiging niet veilig zou zijn in Marokko. Verweerder heeft in dat verband niet ten onrechte overwogen dat de omstandigheid, dat eiser graag wil discussiëren over het islamitische geloof en bepaalde thema’s, nog niet betekent dat hij daadwerkelijk problemen zal ondervinden in Marokko. Verweerder heeft in dat verband kunnen meewegen dat eiser volgens zijn eigen verklaringen sinds 2018 tot en met zijn vertrek discussies heeft gevoerd en dat niet is gebleken dat eiser in familiale sfeer of in zijn vriendenkring dusdanige problemen heeft ondervonden dat Marokko voor hem onveilig zou zijn. Verweerder heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat afkeer van de islam in Marokko niet strafbaar is, en heeft vastgesteld dat eiser volgens zijn eigen verklaring zich in Marokko nimmer tot de autoriteiten heeft gewend.
Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn uitingen van het agnostische gedachtegoed verder wenst uit te breiden dan wat hij tot nu heeft gedaan, en op zodanige wijze dat dit hem bovendien in de problemen zal brengen bij terugkeer naar Marokko.
5. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem wegens zijn specifieke omstandigheden niet veilig is.
De rechtbank stelt vast dat eiser door verweerder uitvoerig is gehoord over zijn asielmotief op 26 augustus 2021 [6] , en dat de agnostische overtuiging van eiser daarbij nadrukkelijk aan de orde is geweest. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet nader te horen.
6. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Hierdoor heeft verweerder ook kunnen bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten [7] en is aan eiser op goede gronden een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd [8] .
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en bekendgemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.agnostisch: ongelovig/ongodsdienstig
2.Vreemdelingenwet 2000
3.brief Staatssecretaris Ministerie van Justitie en Veiligheid, 6 mei 2021, nr. 3293506 + bijlage
4.bijvoorbeeld de uitspraak van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
6.zie rapport ‘Gehoor veilig land van herkomst’, onder meer p. 14 t/m 16 en p. 18 t/m 20 van 25
7.artikel 62, tweede lid, onder b, Vw
8.artikel 66a, eerste lid, onder a, en vierde lid, Vw