ECLI:NL:RBDHA:2021:13576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
NL21.13507
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsrecht op basis van afhankelijkheidsrelatie en Unierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende het verblijfsrecht van eiser, een Ethiopische nationaliteit bezittende man, die een aanvraag had ingediend voor een document dat zijn rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan in Italië zou bevestigen. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.

De rechtbank heeft de zaak op 22 oktober 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser voerde aan dat hij geen verblijfsrecht meer had in Italië, omdat zijn verblijfsvergunning op 29 november 2020 was verlopen. Hij stelde dat er een afhankelijkheidsrelatie bestond tussen hem en zijn kinderen, die de Nederlandse nationaliteit bezitten, en dat zij gedwongen zouden worden het grondgebied van de EU te verlaten als zijn aanvraag werd afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat zijn kinderen gedwongen zouden worden om de EU te verlaten. De rechtbank verwees naar het arrest Chavez-Vilchez, waarin werd gesteld dat een derdelander een afgeleid verblijfsrecht kan ontlenen aan het verblijfsrecht van een Unieburger, mits er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had bewezen dat zijn verblijfsrecht in Italië was vervallen en dat de staatssecretaris terecht geen verblijfsdocument had verstrekt. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.13507
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een document waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt afgewezen.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 28 juli 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk in de taal Oromo is verschenen L. Abadura.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was aanwezig
[Naam 2], partner van eiser.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1985 en de Ethiopische nationaliteit te bezitten. Eiser is de vader van [Naam 3] en [Naam 4] (referenten), geboren op respectievelijk [Geb. datum 2] 2017 en [Geb. datum 3] 2014. Referenten hebben de Nederlandse nationaliteit. Op 10 november 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend om afgifte van een document waaruit blijkt dat hij een verblijfsrecht heeft op grond van het Unierecht. Eiser
stelt een van het verblijfsrecht van zijn kinderen afgeleid verblijfsrecht te hebben op grond van artikel 20 van het VWEU1 en het arrest Chavez-Vilchez.2
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, onder verwijzing naar de overwegingen uit het primaire besluit. Volgens verweerder is niet gebleken dat referenten worden gedwongen het grondgebied van de Unie te verlaten als gevolg van de afwijzing van de aanvraag, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij geen verblijfsrecht meer heeft in Italië. Daarnaast is verweerder van oordeel dat geen sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn kinderen als bedoeld in Chavez-Vilchez.
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit. Daartoe voert hij aan dat hij geen verblijfsrecht in Italië meer heeft, nu zijn verblijfsvergunning op 29 november 2020 is verlopen. Verder is er wel sprake van een zodanige afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn kinderen dat zij gedwongen worden het grondgebied van de Europese Unie te verlaten wanneer de aanvraag wordt afgewezen. Eiser is een spil in de opvoeding en verzorging van zijn kinderen. Een scheiding tussen eiser en zijn kinderen zal voor een negatief effect op de lichamelijke en emotionele ontwikkeling van zijn kinderen zorgen. Tot slot heeft verweerder de in dit kader overgelegde verklaring van de gezinsondersteuner onvoldoende betrokken in zijn beoordeling.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Uit het arrest Chavez-Vilchez volgt dat een derdelander een afgeleid verblijfsrecht ontleent aan het verblijfsrecht dat een Unieburger van rechtswege heeft op grond van artikel 20 van het VWEU, indien vanwege de afhankelijkheid van de Unieburger de weigering van verblijf aan die derdelander tot gevolg zou hebben dat de Unieburger feitelijk gedwongen wordt het grondgebied van de EU te verlaten, waardoor aan de Unieburger het feitelijk genot van zijn Unierechtelijk verblijfsrecht wordt ontnomen. Het arrest Chavez-Vilchez beperkt zich in onderhavige zaak dus tot de vraag of referenten worden gedwongen het grondgebied van de Unie te verlaten als aan eiser een verblijfsrecht wordt geweigerd. Het is aan eiser om dit aan te tonen. Hierin is hij naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd.
5. Een verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan is een declaratoir recht.3 Dat betekent dat het bezit van een verblijfsdocument niet bepalend is voor het daadwerkelijk hebben van rechtmatig verblijf. Het verblijfsrecht komt niet zonder meer te vervallen door het enkele verlopen en niet verlengen van het verblijfsdocument.
6. Eiser heeft bij een eerdere asielaanvraag een Italiaanse verblijfsvergunning overgelegd. Uit het primaire besluit blijkt dat verweerder navraag heeft gedaan bij de verbindingsambtenaar en heeft vernomen dat de verblijfsvergunning van eiser automatisch is verlengd tot 30 april 2021. Eiser heeft niet (met stukken) onderbouwd dat deze informatie niet klopt. Dat eiser in het bezit is geweest van een Italiaanse verblijfsvergunning wordt in zoverre door hem ook niet betwist. Eiser stelt zich in beroep daarentegen op het standpunt dat zijn Italiaanse verblijfsvergunning slechts tot 29 november 2020 geldig was en dat deze door zijn vertrek niet is verlengd. De rechtbank laat het antwoord op de vraag tot wanneer
1. Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2 Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354. 3 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2097.
eiser over een geldig verblijfsdocument heeft beschikt buiten beschouwing, omdat dit niet kan leiden tot een geslaagd beroep. De geldigheidsdatum van een verblijfsdocument ziet immers op het document zelf en niet op het verblijfsrecht van eiser in Italië. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat zijn verblijfsrecht – met het verlopen van zijn verblijfsdocument – is komen te vervallen. Nu eiser niet anderszins heeft onderbouwd dat zijn verblijfsrecht in Italië is komen te vervallen of is ingetrokken, heeft verweerder ervanuit mogen gaan dat eiser nog steeds een verblijfsrecht in Italië heeft. Reeds hierom heeft verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat referenten gedwongen worden het grondgebied van de Unie te verlaten als aan eiser verblijf wordt geweigerd. Hierom wordt niet toegekomen aan de beoordeling van de overige gronden van beroep, zoals het vaststellen van de afhankelijkheidsrelatie.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geen verblijfsdocument aan eiser verstrekt op grond van het arrest Chavez-Vilchez. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr.
N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR18399658

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.