ECLI:NL:RBDHA:2021:13576
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsrecht op basis van afhankelijkheidsrelatie en Unierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende het verblijfsrecht van eiser, een Ethiopische nationaliteit bezittende man, die een aanvraag had ingediend voor een document dat zijn rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan in Italië zou bevestigen. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
De rechtbank heeft de zaak op 22 oktober 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser voerde aan dat hij geen verblijfsrecht meer had in Italië, omdat zijn verblijfsvergunning op 29 november 2020 was verlopen. Hij stelde dat er een afhankelijkheidsrelatie bestond tussen hem en zijn kinderen, die de Nederlandse nationaliteit bezitten, en dat zij gedwongen zouden worden het grondgebied van de EU te verlaten als zijn aanvraag werd afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat zijn kinderen gedwongen zouden worden om de EU te verlaten. De rechtbank verwees naar het arrest Chavez-Vilchez, waarin werd gesteld dat een derdelander een afgeleid verblijfsrecht kan ontlenen aan het verblijfsrecht van een Unieburger, mits er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had bewezen dat zijn verblijfsrecht in Italië was vervallen en dat de staatssecretaris terecht geen verblijfsdocument had verstrekt. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.