ECLI:NL:RBDHA:2021:13589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wegens niet voldoen aan vordering tot overleggen van schriftelijke bescheiden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en een eiser, die als vennoot van een vennootschap onder firma (VOF) betrokken was. De staatssecretaris had een boete opgelegd aan de voormalig vennoten van de VOF op basis van overtredingen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De boete was opgelegd omdat de VOF niet had voldaan aan de vordering om schriftelijke bescheiden te overleggen die betrekking hadden op het betaalde loon, de vakantiebijslag en het aantal gewerkte uren van werknemers over een bepaalde periode. De rechtbank heeft vastgesteld dat de VOF niet de vereiste administratie had bijgehouden, waardoor niet kon worden gecontroleerd of aan de verplichtingen uit de Wml was voldaan. Eiser voerde aan dat hij niet volledig verantwoordelijk was voor de overtredingen en dat de boete gematigd moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat de VOF gehouden was een gedegen administratie bij te houden en dat de boete terecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond.