Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsbeslissing
no hiteen aanvullende bevoegdheid te creëren voor het gebruik van ANPR-gegevens voor strafvorderlijke doeleinden. Vóór de komst van artikel 126jj Sv was vaste rechtspraak dat artikel 3 van de Politiewet en de bepalingen van de Wet politiegegevens voldoende grondslag boden voor het verwerken van uit het ANPR-systeem verkregen gegevens op basis van een zogenoemde
hitop basis van de referentielijsten (vgl. ECLI:NL:HR:2014:3142).
hitontving met de tekst: “voertuig is gebruikt door inbreker, inzittende controle in voertuig, controle op inbrekerswerktuigen” (p. 229). Door de officier van justitie is géén vordering ex artikel 126jj Sv gedaan ter verkrijging van de ANPR-gegevens en -foto, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de foto is verkregen op de grondslag van de algemene taakstelling van de politie (artikel 3 van de Politiewet). Evenmin is een bevel tot stelselmatige observatie in de zin van artikel 126g Sv afgegeven.
hitop basis van een referentielijst). Evenmin blijkt dat de wetgever de opsporingsbevoegdheden in dat kader heeft willen beperken door de invoering van artikel 126jj Sv. Integendeel, het was juist de bedoeling van de wetgever de bevoegdheden tot opsporing te verruimen. Nu de bevoegdheid tot gebruikmaking van de ANPR-gegevens in het onderhavige geval is gestoeld op artikel 3 van de Politiewet, is gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank het Besluit daarop niet van (overeenkomstige) toepassing. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van onrechtmatige verkrijging van de foto met daarop herkenbare personen.
(de rechtbank begrijpt: [benadeelde 2] ), [benadeelde 3]
(de rechtbank begrijpt: [benadeelde 3] )en [benadeelde 4]
(de rechtbank begrijpt: [benadeelde 4] )in de keuken. [4] Hij verklaarde dat een Rolex horloge en een lade met ringen zijn weggenomen. [5]
(de rechtbank begrijpt: in de keuken)zag ze dat haar schoonvader
(de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] )werd geslagen en dat ze iets uit de etalage met klokken pakten. [9]
(de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] ). NN2 slaat slachtoffer [benadeelde 1] met een vuurwapen in het gezicht. Vervolgens slaat NN1 slachtoffer [benadeelde 1] met de hamer. NN2 slaat opnieuw slachtoffer [benadeelde 1] met een vuurwapen op zijn hoofd. Hierna komt NN1 de winkel uit met in zijn rechterhand een glazen doosje met sieraden. Op hetzelfde moment richt NN2 het vuurwapen op omstanders. NN1 gooit goederen in de buddyseat van een scooter. NN1 gaat vervolgens weer de winkel in, slaat het slachtoffer opnieuw met de hamer en loopt richting een vitrine. NN1 pakt goederen uit de vitrine en wil de winkel verlaten. De deur is op dat moment in het slot gevallen. NN1 rent de winkel in, richting het overige personeel. Ondertussen staat NN2 buiten waar hij het vuurwapen op omstanders richt. NN2 loopt hierna weer richting de ingang van de juwelier en trekt de slede van het vuurwapen naar achteren. Vervolgens richt NN2 het vuurwapen op het slot van de deur. [10]
(de rechtbank begrijpt: op dat moment)gezegd werd “Wegwezen hier, weg hier”. [11] De verbalisant hoorde op datzelfde filmpje
(de rechtbank begrijpt: op het moment dat het vuurwapen werd gericht op het slot van de deur)geluiden die hij herkende als het trekken aan de slede en het overhalen van de trekker. Hij hoorde vervolgens een “klik” geluid, alsof werd afgedrukt met een wapen dat leeg is of een storing heeft. [12]
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] )wisten van het plan. [28] Tot slot heeft hij verklaard dat hij op 17 november 2020 op voorverkenning was geweest toen hij werd gecontroleerd door de politie. [29]
dietoebehoorde
naan [juwelier] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen
[getuige 8]) en daarbij te schreeuwen/roepen "weg(wezen)" en "niet kijken" en
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
7.De vorderingen van de benadeelde partijen
8.De inbeslaggenomen voorwerpen
9.Voorlopige hechtenis
10.De toepasselijke wetsartikelen
11. De beslissing
6 (zes) jaren;
€ 58.050,-, bestaande uit € 48.050,- aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade;
€ 2.500,-, bestaande uit immateriële schade;
€ 2.000,-, bestaande uit immateriële schade;
€ 2.046,26, bestaande uit € 46,26 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade;
de verplichtingen op tot betaling aan de Staatvan:
voor de duur van respectievelijk 270, 35, 30 en 30 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;