Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,
[A]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 december 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die een tijdelijk verblijfsrecht heeft op basis van een afhankelijkheidsrelatie met haar Nederlandse dochter, heeft haar verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit is door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verblijfsrecht van eiseres van tijdelijke aard is en dat er geen bedenkingen mogen zijn tegen haar verblijf voor onbepaalde tijd om in aanmerking te komen voor naturalisatie.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte haar verblijfsrecht als tijdelijk heeft aangemerkt, vooral omdat zij inmiddels een zelfstandige verblijfsvergunning op nationale gronden heeft verkregen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de toetsing van het bestreden besluit ex-tunc dient te geschieden, wat betekent dat de situatie op het moment van het besluit bepalend is. Aangezien eiseres op dat moment nog niet beschikte over een zelfstandig verblijfsrecht, was de afwijzing van het naturalisatieverzoek terecht.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de afhankelijkheidsrelatie met haar minderjarige kind niet kan worden vergeleken met een zelfstandig verblijfsrecht en dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie dus gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.