ECLI:NL:RBDHA:2021:13660
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een homoseksuele man uit Bangladesh en de niet-ontvankelijkheid van de opvolgende aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Bengalese afkomst, heeft in het verleden een asielaanvraag ingediend die op 8 februari 2020 werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op de ongeloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid en de problemen die hij in Bangladesh zou ondervinden. Deze afwijzing werd onherroepelijk na een uitspraak van de hoogste bestuursrechter op 21 mei 2021.
Eiser diende op 2 augustus 2021 een opvolgende asielaanvraag in, waarin hij opnieuw zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen aanvoerde. Hij voegde hieraan toe dat hij problemen zou ondervinden vanwege het feit dat zijn jongere broers getrouwd zijn, terwijl hij dat niet is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag echter niet-ontvankelijk, omdat eiser geen relevante nieuwe elementen had aangedragen die niet al in de eerdere procedure aan de orde waren geweest.
De rechtbank oordeelde dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had gepresenteerd die de beoordeling van zijn aanvraag zouden kunnen veranderen. De rechtbank bevestigde dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden was gedaan en dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de opvolgende aanvraag niet-ontvankelijk was. Eiser had niet aangetoond dat de problemen die hij ondervond door zijn huwelijkse staat een nieuw element vormden dat niet eerder was besproken.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.