Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eiser 1] B.V.te Rotterdam,
ARCADIS NEDERLAND B.V.te Arnhem,
HOLLANDIA SERVICES B.V.te Krimpen aan den IJssel,
1.[tussenkomende partij 1] B.V. te Sliedrecht,
BAM INFRA B.V.te Gouda,
DYNNIQ NEDERLAND B.V.te Amersfoort,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Combinatie Sherpa en Rijkswaterstaat, met betrekking tot een Europese aanbesteding voor het onderhoud en beheer van kunstwerken in Oost-Nederland. Combinatie Sherpa had een inschrijving gedaan, maar deze werd door Rijkswaterstaat terzijde gelegd op basis van het vermoeden van een abnormaal lage inschrijving. Combinatie Sherpa vorderde in kort geding dat Rijkswaterstaat de gunningsbeslissing aan de concurrent Combinatie Vitaal zou intrekken en hen de mogelijkheid zou geven om hun inschrijving opnieuw te beoordelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Rijkswaterstaat een procedure heeft gevolgd die voldoet aan de eisen van de Aanbestedingswet. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat Rijkswaterstaat de inschrijving van Combinatie Sherpa terecht als abnormaal laag had aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat Combinatie Sherpa niet voldoende had aangetoond dat hun inschrijving realistisch was en dat zij niet adequaat had gereageerd op de vragen van Rijkswaterstaat over de inschrijving.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van Combinatie Sherpa afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van een goede onderbouwing van inschrijvingen in aanbestedingsprocedures en de noodzaak voor inschrijvers om adequaat te reageren op vragen van de aanbestedende dienst.