Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1987 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Op 28 november 2015 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Deze aanvraag is door verweerder bij besluit van 19 april 2016 niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is. Bij uitspraak van 9 mei 2016 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.Op 7 juni 2016 is eiser met onbekende bestemming vertrokken. Op 6 januari 2020 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Denemarken. Denemarken heeft vervolgens bij Nederland een verzoek om terugname gedaan. Op 27 juli 2020 is eiser overdragen aan de Nederlandse autoriteiten en heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Deze tweede asielaanvraag heeft geleid tot het bestreden besluit.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft een homoseksuele geaardheid. Hij had een relatie met een man genaamd [Naam 3]. Op 4 januari 2015 is eiser met [Naam 3] betrapt in een hotelkamer door hotelpersoneel. Eiser en [Naam 3] zijn vervolgens mishandeld, tot aan buiten het hotel. Eiser is meegenomen door militairen die op dat moment langsreden. Hij heeft de militairen geld betaald als borgtocht voor zijn vrijlating. Weken na het incident heeft eiser vernomen dat [Naam 3] was gedood en dat eiser om die reden werd gezocht. [Naam 3] was lid van de politieke partij [naam 4]en leden van die partij zijn ervan uitgegaan dat eiser, als lid van de politieke partij [Naam 5],verantwoordelijk was voor [Naam 3]’s dood. Eiser verbleef bij zijn broer, die heeft moeten verhuizen vanwege aanhoudende bezoeken van leden van de [naam 4] die op zoek waren naar eiser. Eiser heeft Nigeria als gevolg van deze problemen verlaten op 8 november 2015.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.De gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser acht verweerder geloofwaardig. De homoseksuele geaardheid van eiser en de problemen met de [naam 4] acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder heeft overwogen dat eiser over deze elementen oppervlakkig en summier, dan wel vaag en onaannemelijk heeft verklaard.
4. Eiser voert tegen het bestreden besluit het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte niet geloofwaardig geacht dat eiser een homoseksuele geaardheid heeft. In het bestreden besluit heeft verweerder eiser gevolgd in zijn stelling dat ten onrechte is tegengeworpen dat hij tegenstrijdig zou hebben verklaard over de bewustwording van zijn homoseksuele geaardheid. Dit was een essentieel punt voor verweerder, waardoor het bevreemding wekt dat verweerder zich na het wegvallen van deze tegenwerping nog altijd op het standpunt stelt dat de homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig is. Verweerder heeft niet afdoende gemotiveerd waarom eisers verklaringen over zijn gevoelens onvoldoende zijn. Ook heeft verweerder ten onrechte veel gewicht gehecht aan eisers gebrek aan kennis over een wetswijzing in Nigeria ten aanzien van lhbti. Daarnaast heeft de gehoormedewerker ten onrechte niet doorgevraagd over eisers lhbti-contacten in Denemarken. Ter onderbouwing van zijn homoseksuele geaardheid verwijst eiser naar een brief van [Naam 6] van het [naam project], foto’s uit 2016 van activiteiten van [naam project], foto’s van zijn deelname aan de regenboogmanifestatie op 4 september 2021 en een uitdraai van een WhatsApp-gesprek tussen eiser en een andere man. Eiser voert verder aan, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 12 mei 2021,dat verweerder heeft nagelaten om zich uit te laten over alle thema’s uit WI2019/17 en niet heeft gemotiveerd hoe deze tegen elkaar zijn afgewogen. De problemen met de [naam 4] heeft verweerder eveneens ten onrechte ongeloofwaardig geacht. In dit kader beroept eiser zich op een aangifte die zijn broer heeft gedaan en een echtscheidingsverzoek van de echtgenote van eisers broer.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het rapport van LHBT [organisatie] en aankondiging deskundige-gemachtigde
5. Op 23 november 2021, de dag voorafgaand aan de zitting, heeft eiser een elf pagina’s tellend rapport van
LHBT [organisatie]overgelegd en meegedeeld dat [Naam 2] ter zitting aanwezig zal zijn als deskundige-gemachtigde. In de uitnodiging van 12 oktober 2021 voor de zitting is vermeld dat nieuwe stukken uiterlijk op 13 november 2021 moeten worden ingediend. Ook is in deze uitnodiging vermeld dat indien getuigen en deskundigen worden meegenomen naar zitting, de namen en woonplaatsen van deze personen uiterlijk op 17 november 2021 moeten worden doorgegeven. Het rapport en de mededeling van de aanwezigheid van een deskundige-gemachtigde ter zitting zijn niet binnen deze termijnen ingediend. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat verweerder door de late indiening geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het rapport. De rechtbank heeft [Naam 2] ter zitting niet gehoord als deskundige en laat het rapport van
LHBT [organisatie]buiten beschouwing, omdat zij deze late mededeling en indiening in strijd acht met de goede procesorde.
De homoseksuele geaardheid
6. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder WI 2019/17. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s: het privéleven van de vreemdeling, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst, contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. De rechtbank acht deze wijze van beoordeling aanvaardbaar.
7. Verweerder heeft de homoseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daarbij heeft verweerder conform WI 2019/17 gehandeld. Niet ten onrechte heeft verweerder overwogen dat eiser oppervlakkig, summier en niet inzichtelijk heeft verklaard over zijn gedachten, gevoelens en ervaringen met betrekking tot zijn homoseksuele geaardheid en de ontdekking daarvan. Verweerder heeft van eiser mogen verwachten dat hij kan toelichten hoe hij tot de conclusie is gekomen dat hij homoseksueel is, welke gedachten hiermee samenhangen en dat hij inzicht kan geven in zijn gedachten en gevoelens met betrekking tot het niet kunnen voldoen aan voorschriften van zijn religie. De verklaringen van eiser dat hij het moeilijk vond, hij verdrietig was en zich schuldig voelde, heeft verweerder onvoldoende inzichtelijk kunnen achten. Dat verweerder in het bestreden besluit eiser volgt in zijn stelling dat het moment waarop eiser zich bewust was van zijn homoseksuele gevoelens niet hetzelfde hoeft te zijn als het moment waarop hij zich bewust was van zijn homoseksuele geaardheid, leidt niet tot een andere conclusie. Anders dan eiser betoogt, betrof deze tegenwerping geen dragende overweging voor verweerder om de homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig te achten. Uit het bestreden besluit volgt immers dat, conform WI 2019/17, het zwaartepunt ligt op eisers verklaringen over zijn persoonlijke beleving en ervaringen en dat eiser hierover onvoldoende heeft verklaard.
8. Eisers is voorts voldoende bevraagd door verweerder over zijn lhbti-contacten in Denemarken. Tijdens het aanvullend gehoor zijn aan eiser vragen gesteld over dit onderwerp, nadat hij in de correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor heeft aangevoerd dat hier ten onrechte niet naar is gevraagd. Op de vraag of eiser wat kan vertellen over zijn deelname aan het lhbti-circuit in Denemarken heeft eiser geantwoord dat hij nooit met organisaties contact heeft gehad, maar wel naar bars ging.Verder heeft eiser verklaard dat dit de gelukkigste periode van zijn leven was. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat van eiser verwacht mag worden dat hij over zijn lhbti-contacten in Denemarken meer kan verklaren, dan wel dat hij zijn verklaringen had aangevuld in de correcties en aanvullingen of de zienswijze. Verweerder heeft eiser voldoende in de gelegenheid gesteld hierover te verklaren en was niet gehouden om eiser over dit onderwerp verder te bevragen.
9. De door eiser overgelegde stukken en verklaring ter onderbouwing van zijn homoseksuele geaardheid heeft verweerder onvoldoende kunnen achten om de verklaringen over de persoonlijke beleving en ervaringen van eiser te compenseren. De deelname aan enkele activiteiten in 2016 en 2021 is daartoe onvoldoende. Verweerder heeft daarbij kunnen overwegen dat het opkomen voor lhbti-rechten door deel te nemen aan een regenboogmanifestatie niet alleen voorbehouden is aan lhbti’s. Aan de verklaring van [Naam 6] heeft verweerder slechts beperkte bewijskracht hoeven toekennen, nu deze verklaring met name blijk geeft van de mening van de opsteller over de geloofwaardigheid van eisers homoseksuele geaardheid.Over de drie schermafdrukken van WhatsApp-gesprekken van eiser met een man heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser op geen enkel moment tijdens de procedure heeft verklaard over een homoseksuele relatie in Nederland of contact met deze man. Verweerder heeft daarom niet de waarde aan deze stukken hoeven hechten die eiser daaraan toekent.
10. Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiser onvoldoende kennis heeft van een in 2014 ingevoerde wetswijziging in Nigeria over de strafbaarheid van homoseksualiteit. Op de hierover aan eiser gestelde vraag tijdens het aanvullend gehoor heeft eiser geantwoord dat in het zuiden van Nigeria homoseksualiteit bij wet strafbaar is gesteld en dat een gevangenisstraf van veertien jaar kan worden opgelegd.Uit de informatie waar verweerder naar heeft verwezen in het voornemen, blijkt dat dit overeenkomt met de sinds 2014 geldende regelgeving in Nigeria. De rechtbank volgt daarom niet het standpunt van verweerder dat eiser onvoldoende kennis heeft van de wettelijke situatie in Nigeria. Dit doet echter niet af aan de bovengenoemde tegenwerpingen, zodat verweerder zich desondanks voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig is.
De problemen met de [naam 4]
11. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit en het verweerschrift onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de overgelegde aangifte van de eisers broer en het echtscheidingsverzoek van de echtgenote van eisers broer de problemen met de [naam 4] niet aannemelijk maken. Dat eisers broer en diens echtgenote geen objectieve derden zijn, maakt niet dat om die reden hun verklaringen in het geheel geen waarde hebben. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom niet gevolgd wordt dat eisers broer pas na enkele jaren aangifte heeft gedaan van de aanhoudende problemen. Verweerder heeft zich dan ook ten onrechte niet uitgelaten over de inhoud van deze documenten. Ter zitting heeft verweerder zich echter op het standpunt gesteld dat niet gebleken is van een causaal verband tussen de overgelegde documenten en de door eiser gestelde problemen met de [naam 4]. De rechtbank volgt dit standpunt en merkt daarbij op dat eisers broer in zijn aangifte, gedateerd 9 maart 2020, verklaart dat een gevecht is ontstaan tussen eiser en zijn buren doordat eiser en zijn broer een bepaalde politieke kandidaat steunden voorafgaand aan de verkiezingen in 2015. Om deze reden zouden eiser en zijn broer bedreigd zijn. Dit komt niet overeen met het asielrelaas van eiser. Uit het door de echtgenote van eisers broer ingediende echtscheidingsverzoek, gedateerd 26 juli 2021, volgt dat eisers broer en zijn echtgenote werden lastiggevallen door personen die op zoek zijn naar eiser, maar niet dat deze problemen met de [naam 4] te maken hebben. Eiser heeft met deze verklaring dan ook niet zijn asielrelaas onderbouwd. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awbte passeren.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).