5.4.1.Het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) heeft in het arrest van 13 januari 2021, C-507/19, ECLI:NL:2021:3 (arrest X.T.), punt 48-50, overwogen dat eenieder die bij de UNRWA is geregistreerd in aanmerking dient te komen voor bescherming en bijstand van deze organisatie ten behoeve van zijn welzijn als vluchteling (zie in die zin arrest van 25 juli 2018, Alheto, C‑585/16, EU:C:2018:584 (arrest Alheto), punt 84). Wegens deze specifieke vluchtelingenstatus die voor de Palestijnen in de gebieden in het Nabije Oosten is ingesteld, zijn personen die bij de UNRWA zijn geregistreerd in beginsel, krachtens artikel 12, lid 1, onder a), eerste volzin, van richtlijn 2011/95 (Kwalificatierichtlijn), dat overeenkomt met artikel 1, onder D, eerste alinea, van het Vluchtelingenverdrag, uitgesloten van de vluchtelingenstatus in de Unie (arrest Alheto, punt 85). Niettemin volgt uit artikel 12, lid 1, onder a), tweede volzin, van de Kwalificatierichtlijn, dat overeenkomt met artikel 1, onder D, tweede alinea, van het Vluchtelingenverdrag, dat wanneer een persoon die in de Unie om internationale bescherming verzoekt niet langer bescherming of bijstand van de UNRWA geniet, deze uitsluiting niet langer van toepassing is (arrest Alheto, punt 85).
5.4.2.Uit het voorgaande volgt dat de vreemdeling die bij de UNRWA is geregistreerd, onder de uitsluitingsclausule (eerste alinea van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag) valt. Die registratie vormt toereikend bewijs dat de vreemdeling in aanmerking dient te komen voor bescherming en bijstand van dit orgaan ten behoeve van zijn welzijn als vluchteling. Vervolgens moet worden beoordeeld of eiser valt onder de insluitingsclausule (tweede alinea van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag) omdat de bescherming of bijstand van de UNRWA om welke reden dan ook is opgehouden. De rechtbank ziet in wat door het Hof is overwogen geen grond voor het oordeel dat eiser niet onder de uitsluitings-clausule valt omdat hij zich bij de UNRWA heeft laten registreren ten behoeve van zijn asielprocedure maar verder nooit daadwerkelijk een beroep heeft gedaan op de UNRWA voor hulp of bescherming. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het arrest X.T. dat pas bij de beoordeling van de insluitingsclausule dient te worden onderzocht of de vreemdeling die bescherming of bijstand daadwerkelijk geniet. Dat het enkele feit dat iemand nooit hulp en bijstand van de UNRWA heeft gehad in het kader van de uitsluitingsclausule niet relevant is, wordt ondersteund door de Revised Note on the Applicability of Article 1D of the 1951 Convention relating to the Status of Refugees to Palestinian Refugees van de UNHCR van oktober 2009. Volgens de UNHCR is artikel 1D van het Vluchtelingenrecht zelfs (ook) van toepassing op personen die nooit in het gebied van de UNRWA zijn geweest en dus nooit bescherming of bijstand van de UNRWA heeft gehad, zoals afstammelingen van Palestijnse vluchtelingen of Palestijnse ontheemden die onder het mandaat van de UNRWA vallen.