ECLI:NL:RBDHA:2021:14031

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
AWB 20/236
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor arbeid als zelfstandige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel arbeid als zelfstandige. Deze aanvraag werd op 21 juni 2019 door de staatssecretaris afgewezen, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn activiteiten als ondernemer een wezenlijk Nederlands belang dienden. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 25 november 2019 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. De eiser voerde aan dat zijn bedrijfsactiviteiten wel degelijk een wezenlijk Nederlands belang zouden dienen, omdat hij veel mensen in dienst zou hebben en klanten uit verschillende landen zou aantrekken. Hij stelde dat de staatssecretaris om verduidelijking had moeten vragen als het ondernemingsplan onduidelijk was. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris in redelijkheid kon verlangen dat de eiser de benodigde documenten overlegde, en dat de eiser in bezwaar geen aanvullende stukken had ingediend.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij voldeed aan de vereisten voor de mvv, zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de gronden van de eiser geen aanleiding gaven voor twijfel aan de juistheid van het bestreden besluit. Daarom werd het beroep van de eiser kennelijk ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/236

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 25 november 2019 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij het primaire besluit heeft verweerder de mvv-aanvraag van eiser afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn activiteiten als ondernemer een wezenlijk Nederlands belang dienen. Bij het bestreden besluit is de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Eiser heeft volgens verweerder geen aanvullende stukken overgelegd die nodig zijn om hierover advies aan de minister van EZK [1] te vragen. Dat betekent dat eiser niet voldoet aan het documentatievereiste. Niet is gebleken dat eiser redelijkerwijs hierover geen beschikking kan krijgen. Nog altijd is geen gedegen ondernemingsplan met een financiële paragraaf overgelegd, aldus verweerder.
2. Eiser voert aan dat zijn bedrijfsactiviteiten wel een wezenlijk Nederlands belang zullen dienen, omdat hij veel mensen in dienst zal hebben en zijn bedrijfsactiviteiten klanten uit verschillende landen zullen trekken. Als het ondernemingsplan dubbelzinnig of onduidelijk werd geacht, dan had verweerder om een toelichting moeten vragen. Bovendien voert eiser aan dat hij geen KvK-inschrijving [2] kan verkrijgen zolang hij geen bewijs van rechtmatig verblijf overlegt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Op grond van artikel 2p, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een mvv worden verleend indien de vreemdeling aantoont te voldoen aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning. Op grond van het tweede lid kan verweerder in afwijking van het eerste lid een mvv verlenen indien daarmee een wezenlijk Nederlands belang is gediend of klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen dan wel het belang van de internationale betrekkingen de verlening van een mvv vordert. Op grond van artikel 2q, eerste lid, van de Vw kan verweerder een mvv weigeren indien ten aanzien van de vreemdeling niet is aangetoond dat deze voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2p, eerste lid, onverminderd het tweede lid van dat artikel.
Op grond van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) moet met de arbeid als zelfstandige die een vreemdeling wil verrichten, een wezenlijk Nederlands belang zijn gediend. Hoofdstuk B6/4.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 geeft een opsomming van alle stukken en bescheiden die nodig zijn om de behoefte in Nederland en de levensvatbaarheid van de onderneming aan te tonen en aan welke eisen deze stukken moeten voldoen. Zonder deze stukken kan dus niet worden beoordeeld of de onderneming voorziet in een behoefte in Nederland, en dus ook niet of met de door eiser voorgenomen te verrichten arbeid als zelfstandige, een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid van het Vb.
4. Uit vaste rechtspraak volgt dat verweerder in redelijkheid kan verlangen dat de aanvrager de volgens zijn beleid vereiste stukken overlegt, mits deze daarover redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. [3] Verweerder heeft in het primaire besluit duidelijk gemotiveerd welke documenten ontbreken en op welke onderdelen het ondernemingsplan tekortschiet. Desondanks heeft eiser in bezwaar geen aanvullende stukken overgelegd. Met de enkele stelling dat het ondernemingsplan wel voldoende is onderbouwd, heeft eiser verweerders standpunt onvoldoende weerlegd. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij aan het vereiste van een wezenlijk Nederlands belang voldoet. Verweerder heeft dan ook geen aanvullende vragen hoeven te stellen over het ondernemingsplan. Ook volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat eiser niet heeft aangetoond dat een KvK-inschrijving van eiser niet kan worden verlangd. Ook met een buitenlands adres is het mogelijk om een onderneming bij het KvK in te schrijven. De beroepsgronden slagen niet.
5. Omdat de gronden geen aanleiding geven voor twijfel over de juistheid van het bestreden besluit, is het beroep kennelijk ongegrond.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Economische Zaken en Klimaat.
2.Een inschrijving bij de Kamer van Koophandel.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3922.