ECLI:NL:RBDHA:2021:14070
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring op basis van Huisvestingsverordening en exceptieve toetsing
In deze zaak heeft eiseres, die bij haar zus woont, een urgentieverklaring aangevraagd voor huisvesting. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen, omdat eiseres niet in een zelfstandige woonruimte verblijft en er volgens de gemeente geen urgent huisvestingsprobleem is. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet en dat de criteria voor een urgentieverklaring niet rechtmatig zijn. De rechtbank heeft de zaak op 22 november 2021 behandeld en op 17 december 2021 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de Huisvestingsverordening niet in strijd is met de Huisvestingswet en dat de criteria voor de urgentieverklaring rechtmatig zijn. De rechtbank wijst erop dat de regels over het aanvragen van een urgentieverklaring duidelijk zijn en dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gebeurd. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat haar situatie zo uitzonderlijk is dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.