Uitspraak
8 november 2016 aan eiseres met ingang van 1 april 2016 opnieuw een WIA-uitkering toegekend, berekend op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35-80%.
18 december 2019 [1] . In die procedure heeft de CRvB een psychiater als deskundige aangewezen. De door de CRvB geraadpleegde deskundige is in haar rapport (het deskundigenrapport) van 23 november 2018 tot de conclusie gekomen dat eiseres op psychiatrische gronden zowel op 1 juni 2015 als op 1 april 2016 niet inzetbaar was voor arbeid. Verweerder heeft hierin aanleiding gezien om de conclusie van de deskundige dat eiseres als gevolg van een ernstige psychiatrische ziekte vanaf 1 juni 2015 volledig arbeidsongeschikt is, over te nemen. Omdat er nog behandelmogelijkheden waren met als doel dat eiseres uiteindelijk leert omgaan met haar beperkingen, was er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) nog geen sprake van volledige én duurzame arbeidsongeschiktheid. Naar aanleiding van het deskundigenrapport heeft verweerder bij besluit van 12 maart 2019 eiseres vanaf 1 juni 2015 volledig arbeidsongeschikt geacht.
1 juni 2015 (de datum met ingang waarvan eiseres volledig arbeidsongeschikt is geacht).
op 1 juni 2015 volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen. Er wordt geen uitspraak gedaan over duurzame arbeidsongeschiktheid. Geconcludeerd wordt dat sprake is van een nieuwe aandoening maar dat die niet leidt tot meer beperkingen vóór 1 juni 2015, noch tot de conclusie dat een IVA-uitkering (Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) aan de orde is. Aan het primaire besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts van 24 december 2020 ten grondslag gelegd.
‘De eerste vraag is of eerder dan 1 juni 2015 sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. Dit omdat de diagnose volgens het WPEX rapport moet worden aangepast en omdat de nieuwe diagnose al vanaf vroege volwassenheid aanwezig was. Ik meen van niet’. Hiermee schuift de verzekeringsarts de conclusie van de expert terzijde. Vervolgens wordt dit door de verzekeringsarts b&b onderschreven in zijn rapport. Ook heeft de verzekeringsarts nagelaten informatie op te vragen bij de artsen in het Erasmus MC over de schildklierkanker en de uitzaaiingen waarvan bij eiseres sprake is. Volgens eiseres wordt daarmee miskend dat schildklierkanker een traag groeiende aandoening is en dat de kanker in haar schildklier, met uitzaaiingen in de hals en halsspier, alleen over een reeks van jaren kan zijn gegroeid. Waarschijnlijk heeft eiseres deze aandoening al langer dan 16 jaar waarbij ook de symptomen al langere tijd aanwezig zijn geweest. De endocrinoloog kan bevestigen dat de klachten van de schildklier wel 20 tot 30 jaar teruggaan. Alles wijst er op dat er al veel eerder sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Ook stelt eiseres dat de primaire verzekeringsarts vooringenomen was tijdens het spreekuur.
1 juni 2015, volledig arbeidsongeschikt was.
Verder is eiseres van mening, zo begrijpt de rechtbank, dat het bestreden besluit evident onredelijk is omdat zij niet nader medisch is onderzocht. Dit betoog slaag niet. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de stukken blijkt dat eiseres is gezien door de primaire verzekeringsarts op het spreekuur van 24 december 2019. Vervolgens heeft er in de bezwaarfase op 22 september 2020 een videogesprek plaatsgevonden met de verzekeringsarts b&b. Verweerder heeft van verder medisch onderzoek mogen afzien, gelet op alle beschikbare medische informatie in het dossier. Hierbij is van belang dat de beoordeling in deze zaak betrekking heeft op een periode in het verleden, en dat niet valt in te zien dat nader medisch onderzoek nog tot een gewijzigde conclusie over de in geding zijnde periode zou hebben geleid. Tenslotte is de rechtbank niet gebleken van enige vooringenomenheid van de primaire verzekeringsarts. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is.