Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 december 2021 in de zaak tussen
[verzoekster] h.o.d.n. [h.o.d.n. 1] , te [vestigingsplaats] , verzoekster
[derde-partij] h.o.d.n. [h.o.d.n. 2], te [vestigingsplaats] .
Rechtbank Den Haag
In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 december 2021, in de zaak SGR 21/7416, is een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.J. Bosma, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard, dat op 19 oktober 2021 haar verzoek om handhaving had afgewezen. Dit verzoek betrof handhaving tegen illegale activiteiten op een perceel, waaronder afgravingen en het storten van zand, en het verhuren van paardenstallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 december 2021 behandeld, waarbij zowel verzoekster als verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het afwijzende besluit van verweerder evident onrechtmatig was, omdat de exploitatie van de paardenhouderij in strijd was met het bestemmingsplan. Er was geen concreet zicht op legalisatie, aangezien er geen ontwerpbesluit ter inzage was gelegd. De voorzieningenrechter schorste het primaire besluit en droeg verweerder op om binnen twee weken een handhavingsbesluit te nemen om het gebruik van de mestplaat te beëindigen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.
De uitspraak benadrukt het belang van handhaving in het bestuursrecht en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met aanvragen en besluiten die in strijd zijn met geldende bestemmingsplannen. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster, die hinder ondervond van de illegale activiteiten, zwaarder laten wegen dan de belangen van de derde-partij, die financiële problemen zou ondervinden door een volledige staking van de exploitatie.