ECLI:NL:RBDHA:2021:14729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
NL21.15997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en de noodzaak van bedenktijd bij aanwijzingen voor mensenhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiseres, een Nigeriaanse vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres had problemen ondervonden in Nigeria vanwege haar deelname aan de EndSARS-protesten, maar de rechtbank oordeelde dat haar asielrelaas niet geloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom eiseres geen bedenktijd werd aangeboden, ondanks de aanwijzingen voor mensenhandel die door haar gemachtigde waren aangedragen. De rechtbank stelde vast dat verweerder geen advies of verslag van het sluisteam van de Koninklijke Marechaussee had overgelegd, wat de beoordeling van de situatie van eiseres bemoeilijkte. De rechtbank oordeelde dat er nog steeds 'de geringste aanwijzingen' voor mensenhandel waren en dat verweerder niet deugdelijk had gemotiveerd dat er geen bedenktijd hoefde te worden gegeven. Hierdoor werd het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15997

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Bravo Mougán),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 3 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en A. Madu als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.
Eiseres heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1974. Zij heeft op 8 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Zij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat zij problemen heeft ondervonden omdat zij in Nigeria heeft meegedaan aan EndSARS-protesten en zij hierbij een leidende rol had.
Waar gaat deze uitspraak over?
2. De rechtbank moet beoordelen of verweerder deze asielaanvraag heeft kunnen afwijzen. De rechtbank concludeert dat het besluit niet voldoende is gemotiveerd en legt hierna uit waarom.
Is het asielrelaas geloofwaardig?
3. De rechtbank vindt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig is. Verweerder heeft zowel de deelname aan de demonstraties als de problemen als gevolg hiervan niet geloofwaardig kunnen vinden. Eiseres heeft namelijk tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de duur van de demonstraties, over wat voor haar de reden is geweest om deel te nemen aan de demonstraties en over wat hierbij haar rol is geweest. Verder heeft verweerder kunnen meewegen dat eiseres niet op de hoogte is van de voorgeschiedenis van de demonstraties en dat zij niet weet wat de effecten ervan zijn geweest en of en hoe de media verslag hebben gedaan. Ook heeft eiseres vaag verklaard over hoe zij heeft weten te ontsnappen aan de politie en waarom de politie naar haar op zoek zou zijn. Verweerder heeft hierbij ongeloofwaardig kunnen vinden eiseres is geholpen door een mensenrechtenorganisatie die haar onderdak heeft geboden in Benin en dat zij vervolgens is teruggereisd naar Lagos en van daaruit naar Nederland is gevlogen terwijl zij zou worden gezocht. De overgelegde documenten maken haar verklaringen niet alsnog geloofwaardig.
Had eiseres bedenktijd moeten krijgen?
4.1
Op grond van artikel 6, eerste lid, van Richtlijn 2004/81/EG [1] zorgen de lidstaten ervoor dat mogelijke slachtoffers van mensenhandel een bedenktijd krijgen waarin zij kunnen beslissen of zij aangifte willen doen van mensenhandel. Volgens het beleid [2] van verweerder wordt al bij de geringste aanwijzing voor mensenhandel aan het mogelijke slachtoffer bedenktijd aangeboden. Zoals hiervoor al overwogen, heeft verweerder het ongeloofwaardig kunnen vinden dat eiseres bij haar uitreis is geholpen door een mensenrechtenorganisatie. Deze omstandigheid en het ongeloofwaardig gevonden asielrelaas kunnen al een indicatie zijn voor mensenhandel. Daar komt bij dat eiseres in de gehoren heeft verklaard dat zij vanuit Nigeria naar Nederland is gekomen zonder documenten, zonder de reis zelf te hebben geregeld of betaald en zonder te weten naar welk land zij zou gaan. Verder heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat zij wordt gebeld vanaf het telefoonnummer dat eiseres had gekregen om in Nederland contact mee op te nemen.
4.2
Nadat de gemachtigde van eiseres heeft gewezen op deze indicaties voor mensenhandel is eiseres op 1 oktober 2021 gezien door het zogeheten sluisteam van de Koninklijke Marechaussee. In het bestreden besluit wordt overwogen dat er tijdens dit gesprek geen indicatoren naar voren zijn gekomen die wijzen op mensenhandel. Eiseres zou namelijk hebben verklaard dat zij niet heeft gewerkt of gaat werken in Nederland en dat zij niets tegen haar wil heeft gedaan of moet doen in relatie tot arbeid.
4.3
De rechtbank overweegt dat verweerder geen advies van het sluisteam heeft overgelegd en ook geen verslag van het gesprek. De korte weergave van de uitkomst van het gehouden gesprek in het bestreden besluit vindt de rechtbank onvoldoende om de hiervoor weergegeven aanwijzingen voor mensenhandel te weerleggen. Daarbij is de bedenktijd juist bedoeld om eiseres de tijd en ruimte te geven om na te denken of zij wil samenwerken met de autoriteiten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er dus nog steeds “de geringste aanwijzingen” voor mensenhandel.
4.3
De rechtbank concludeert daarom dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat er in dit geval geen bedenktijd hoeft te worden gegeven.
Conclusie
5. Vanwege deze gebrekkige motivering is het beroep gegrond. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1) voor de verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. I.F. Moison, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie.
2.Vreemdelingencirculaire 2000, B8/3.1