ECLI:NL:RBDHA:2021:14796
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in bestuursrechtelijke zaak over Wmo 2015 en persoonsgebonden budget
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser ontving op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 12 augustus 2019 tot en met 9 augustus 2020. Het primaire besluit, genomen op 4 december 2019, kende eiser een maatwerkvoorziening toe voor beschermd wonen, bestaande uit individuele begeleiding en dagbesteding, voor 14 uur per week. Eiser was het niet eens met het bestreden besluit van 23 juli 2020, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard, en heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 9 december 2021 de zaak behandeld. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn moeder, was aanwezig, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat eiser bekend is met een ernstige psychiatrische stoornis en dat zijn situatie in de loop der jaren is verbeterd. Eiser had eerder een pgb voor 21 uur per week, maar op advies van verweerder is dit verlaagd naar 14 uur per week.
De rechtbank heeft zich vervolgens de vraag gesteld of eiser nog procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak, gezien het feit dat het pgb betrekking had op een afgesloten periode. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is, omdat eiser geen kosten heeft gemaakt en er geen betalingsverplichting is ontstaan. Bovendien zijn er nieuwe indicaties verstrekt voor latere periodes, waartegen eiser geen bezwaar heeft gemaakt. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling.