ECLI:NL:RBDHA:2021:14799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
SGR 20/7538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake eigen bijdrage voor zorg in instelling na overlijden eiseres

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan over de hoogte van de eigen bijdrage die verschuldigd was voor zorg in een instelling. De oorspronkelijke eiseres, mevrouw [A], is inmiddels overleden en haar erfgenaam, de huidige eiser, heeft aangegeven geen financiële tegemoetkoming te beogen. Het beroep is niet-ontvankelijk verklaard.

De zaak begon met een besluit van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) op 1 mei 2020, waarin de eigen bijdrage voor mevrouw [A] werd vastgesteld op € 1.132,06 per maand. Dit besluit werd door de rechtbank in het bestreden besluit van 19 oktober 2020 ongegrond verklaard. De eiser, als gemachtigde van zijn moeder, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 9 december 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat de moeder van eiser in januari 2021 is overleden, wat de vraag opriep of eiser nog voldoende belang had bij de uitspraak.

De rechtbank overwoog dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft. Eiser had beoogd de periode van de lage eigen bijdrage te verlengen, maar de rechtbank concludeerde dat het CAK geen toezegging had gedaan die bindend was. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak, en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7538

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , erfgenaam van wijlen [A] , te [woonplaats] , eiser,

en

het Centraal Administratie Kantoor (CAK), verweerder

(gemachtigde: mr. S.S. Lalmohamed).

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de eigen bijdrage die nu wijlen [A] verschuldigd was voor zorg in een instelling met ingang van
2 juni 2020 vastgesteld op € 1.132,06 per hele maand. Het betreft de zogeheten hoge eigen bijdrage.
Bij besluit van 19 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen namens [A] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft als gemachtigde van [A] tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bij brief van 25 augustus 2021 schriftelijke vragen gesteld aan beide partijen. Partijen hebben die vragen beantwoord en zijn in de gelegenheid gesteld om commentaar te leveren op de gegeven antwoorden.
Het beroep is vervolgens behandeld ter zitting van 9 december 2021. Eiser is verschenen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. [A] , de moeder van eiser, geboren op [geboortedag] 1941, werd op 22 januari 2020 tijdelijk opgenomen in verpleeghuis [verpleeghuis] te [plaats] . Kort daarna, begin februari 2020, werd duidelijk dat zij vanwege haar gezondheid definitief in een verpleegtehuis geplaatst diende te worden. Vervolgens brak de coronacrisis uit. Eerst per 22 juli 2020 is mevrouw [A] definitief geplaatst in een verzorgings- en verpleeghuis van de zorggroep [zorggroep] te [plaats] .
1.2
Bij besluit van 20 maart 2020 is aan de moeder van eiser medegedeeld dat zij van
2 februari 2020 tot en met 1 juni 2020 een eigen bijdrage van € 198,71 per maand verschuldigd is (de lage eigen bijdrage). Vervolgens heeft verweerder besluiten genomen over de hoge eigen bijdrage zoals onder ‘procesverloop’ is aangegeven.
2. In beroep heeft eiser als gemachtigde van zijn moeder (samengevat) aangevoerd dat de definitieve plaatsing in een verpleeghuis na de uitbraak van het coronavirus in maart 2020 ernstig is vertraagd. Zo lang mevrouw [A] nog in de tijdelijke opvang zat, kon zij de huur van haar woning (€ 875,- per maand) nog niet opzeggen. In verband hiermee heeft eiser telefonisch contact opgenomen met het CAK. Bij die gelegenheid is door een medewerkster van het CAK de toezegging gedaan dat vanwege de bijzondere situatie de periode gedurende welke de lage eigen bijdrage verschuldigd is met drie maanden zou worden verlengd. In latere contacten met medewerkers van het CAK is het bestaan van deze afspraak erkend. Desalniettemin is hieraan administratief door verweerder geen uitvoering gegeven. Daarmee schendt het CAK een gedane toezegging, zo stelt eiser.
3. Verweerder heeft het bestreden besluit doen steunen op de overweging dat hij in beginsel niet mag afwijken van de regeling die is neergelegd in de Wet langdurige zorg (Wlz) en het Besluit langdurige zorg (Blz). De termijn van vier maanden gedurende welke de lage eigen bijdrage is verschuldigd, is vastgesteld in het Blz. De situatie van de moeder van eiser voldoet niet aan één van de in het Blz opgenomen uitzonderingsgevallen. Verweerder betwist dat eiser zich kan beroep op het vertrouwensbeginsel. Volgens verweerder is uitsluitend meegedeeld dat de moeder van eiser in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure de lage eigen bijdrage kan blijven betalen. In het telefoongesprek van 4 mei 2020 is uitgelegd dat een schriftelijk verzoek kan worden ingediend om verlenging van de termijn van de lage eigen bijdrage, welk verzoek vervolgens door verweerder zou worden beoordeeld. Verweerder stelt verder dat medewerkers van het CAK alleen algemene informatie mogen geven, en in beginsel dus geen toezegging kunnen doen die betrekking heeft op een individueel geval.
4.1
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan het begin van de zitting heeft eiser meegedeeld dat zijn moeder in januari 2021 is overleden. In verband hiermee moet de rechtbank allereerst ambtshalve beoordelen of eiser nog (voldoende) belang heeft bij een uitspraak van de rechter over het voorliggende geschil.
4.2
In vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is neergelegd dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. De rechtbank verwijst ter illustratie naar onder meer de uitspraak van 30 oktober 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2547).
4.3
Met de procedure heeft eiser beoogd om de periode waarover zijn moeder de lage eigen bijdrage verschuldigd zou zijn, verlengd te krijgen. Desgevraagd heeft eiser gesteld dat hij, op basis van het telefonisch contact met verweerder en de daarbij volgens hem gedane toezegging, ervoor heeft gekozen om de huurwoning van zijn moeder voorlopig aan te houden. Per 6 augustus 2020 is de huur alsnog opgezegd. Gedurende de periode van
2 juni 2020 tot 6 augustus 2020 heeft de moeder van eiser dubbele lasten betaald, te weten zowel de hoge eigen bijdrage van € 1.132,06 als de huur van € 875,- per maand. Hiervoor heeft eisers moeder haar spaargeld van circa € 15.000,- moeten aanspreken.
5. Indien een belanghebbende schade heeft geleden als gevolg van een besluit van een bestuursorgaan, kan daarin in beginsel een belang zijn gelegen om de rechtmatigheid van zo’n besluit te beoordelen. Het bestreden besluit is van invloed geweest op de omvang van de nalatenschap van eisers moeder. In dat opzicht zou gesteld kunnen worden dat eiser als erfgenaam financieel nadeel heeft ondervonden van dit besluit.
6. Desgevraagd heeft eiser ter zitting te kennen gegeven dat hij met (het voortzetten van) de procedure geen financiële tegemoetkoming beoogt. Het gaat hem er uitsluitend om dat de bestuursrechter uitspreekt dat een bestuursorgaan als het CAK gehouden is om een gedane toezegging gestand te doen, ook al is die toezegging in een telefoongesprek door een medewerker van het CAK gedaan.
7. De rechtbank wil beslist geen afbreuk doen aan de moeilijke tijd die eiser en zijn moeder ongetwijfeld hebben doorgemaakt in de hier van belang zijnde periode, en aan de moeilijke keuze die over het al dan niet beëindigen van de huur moest worden gemaakt.
Het door eiser opgeworpen principiële betoog is, gelet op de hiervoor gememoreerde vaste rechtspraak, echter onvoldoende om toch nog procesbelang aan te nemen. Daarom zal de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen. Volstaan wordt met de vaststelling dat het CAK bij brief van 16 september 2021 een overzicht heeft gegeven van de inhoud van telefoongesprekken tussen eiser en het klantcontactcentrum van het CAK. Daaruit kan volgens het CAK niet worden afgeleid dat een toezegging is gedaan zoals door eiser geformuleerd. Wel is de mogelijkheid geopperd dat de termijn van de lage eigen bijdrage wordt verlengd. Daarvoor zou dan een schriftelijk verzoek ingediend moeten worden.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.A.E. Bach, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 december 2021.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd om deze uitspraak
te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.