ECLI:NL:RBDHA:2021:14944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
NL21.15903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. Gulyás
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit in asielprocedure door gebrek aan medische en tolkenadviezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiser, een Liberiaanse nationaliteit, heeft verklaard dat hij problemen ondervindt van de nabestaanden van een familie vanwege de daden van zijn vader tijdens de burgeroorlog in Liberia. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn problemen niet geloofwaardig zijn, maar dat er ernstige tekortkomingen zijn in de wijze waarop het nader gehoor is afgenomen. De hoorambtenaar was niet op de hoogte van de medische beperkingen van eiser, zoals vastgesteld door MediFirst, en heeft daardoor niet adequaat gehandeld. Dit heeft geleid tot een onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15903

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

ProcesverloopBij besluit van 1 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Daarbij is ook bepaald dat aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend en hij niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Het bestreden besluit geldt als terugkeerbesluit.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielrelaas en de beoordeling daarvan
1. Eiser heeft de Liberiaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1990. Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft met leden van de [familienaam] familie. Deze zijn naar hem op zoek omdat eisers vader tijdens de burgeroorlog in Liberia, tussen 1990 en 2001, tien leden van de [familienaam] familie heeft vermoord vanwege een landdispuut. De nabestaanden van deze familieleden willen wraak door eiser te vermoorden, omdat eiser de enige erfgenaam is van zijn vader. Er zijn ook pogingen gedaan eiser te ontvoeren. In 2014 is dat gelukt. Eiser is toen mishandeld in een bosgebied en voor dood achtergelaten. Daarna is eiser in Ivoorkust terechtgekomen en vervolgens als slaaf naar en in Libië verhandeld, waar eiser in detentie zat en moest werken. Bij terugkeer naar Liberia vreest eiser te worden vermoord door nabestaanden van de [familienaam] familie.
1.1.
Verweerder hecht geloof aan eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. De verklaringen van eiser over de problemen met de [familienaam] familie acht verweerder niet geloofwaardig. Daartoe overweegt verweerder dat eiser vaag verklaart over de reden waarom de [familienaam] familie hem wil vermoorden, tegenstrijdig verklaart over de reden waarom zijn vader mensen heeft vermoord, wisselend verklaart over wie er zijn vermoord, het opmerkelijk is dat eiser niets over zijn vader kan verklaren en eiser tegenstrijdig en niet gedetailleerd verklaart over de ontvoering en mishandeling in 2014. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond.
Horen en medische omstandigheden
2. Eiser voert aan dat zijn medisch dossier als onderdeel van zijn asielrelaas moet worden beschouwd, in die zin dat zijn medische problematiek van invloed kan zijn op zijn vermogen om adequaat te verklaren. Eiser verwijst in dit verband naar de ontslagbrief van Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht van 13 december 2018, het patiëntdossier van GZA van 8 oktober 2021 en het advies van MediFirst van 24 juni 2021. Sinds 2018 lijdt eiser aan psychische klachten, waarbij wordt gesproken over PTSS-klachten die overeenkomen met wat eiser in Liberia en tijdens zijn vlucht naar Nederland heeft meegemaakt. Eiser is daarvoor medicatie voorgeschreven en doorverwezen naar Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht. Eiser had nachtmerries, last van slapeloosheid, angstklachten en was wantrouwig. De psychiatrische behandeling is niet goed van de grond gekomen, waarbij eiser erop wijst dat asielzoekers uit Afrika vaak geen ervaring met en vertrouwen in psychiatrie hebben. Ook was er de dreiging van overdracht aan Italië.
2.1.
Verweerder overweegt in het bestreden besluit dat rekening is gehouden met het medisch advies voor horen en beslissen van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht van 3 augustus 2020 en met het MediFirst-rapport van 22 (de rechtbank begrijpt 24) juni 2021. Verder vindt verweerder van belang dat eiser tijdens het nader gehoor een aantal keer is gevraagd hoe hij zich voelde, waarop eiser heeft verklaard dat het goed met hem ging en dat eiser niet bij de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft opgemerkt dat hij geagiteerd was tijdens het nader gehoor.
2.2.
Op de zitting verduidelijkt eiser dat zijn beroepsgrond zo moet worden begrepen dat hij psychische klachten heeft en dat het onzorgvuldig is dat de hoorambtenaar pas aan het eind van het nader gehoor op de hoogte raakt van de beperkingen voor het horen van eiser die MediFirst in het rapport van 24 juni 2021 heeft geconstateerd en dat de hoorambtenaar hiermee tijdens het nader gehoor dus geen rekening heeft gehouden. Ook blijkt uit het rapport van nader gehoor dat sprake was van tijdgebrek, waardoor een aantal vragen niet aan eiser zijn gesteld. Daarbij komt dat wat uit de medische rapportages die eiser heeft overgelegd en dat wat hij tot aan het moment dat hij over zijn asielmotieven werd gehoord, heeft meegemaakt, van invloed kan zijn op zijn vermogen om te verklaren. Hiermee heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden, aldus eiser.
2.3.
Verweerder reageert hierop ter zitting dat, ondanks dat de hoorambtenaar voorafgaand aan het gehoor niet op de hoogte was van de door MediFirst geconstateerde beperkingen voor het horen van eiser, uit het rapport van gehoor blijkt dat de gegeven adviezen wel in acht zijn genomen doordat eiser gerichte, korte vragen zijn gesteld en er is doorgevraagd. Daarmee is volgens verweerder voldoende rekening gehouden met het MediFirst-advies van 24 juni 2021. Verweerder vindt in dit verband ook van belang dat eiser tijdens het nader gehoor desgevraagd heeft aangegeven dat er niets was waarmee specifiek rekening moest worden gehouden, dat eiser zijn asielrelaas voldoende naar voren heeft kunnen brengen en dat niet is gebleken dat eiser niet goed is begrepen. Eiser is daarom door de gang van zaken niet in zijn belangen geschaad.
2.4.
De rechtbank stelt vast dat eiser is gezien en onderzocht door een verpleegkundige van MediFirst en dat een arts van MediFirst dossieronderzoek heeft gedaan. In het ‘Medisch advies horen en beslissen’ dat naar aanleiding daarvan op 24 juni 2021 is uitgebracht staat – voor zover van belang – beschreven dat tijdens het onderzoek is gebleken van medische klachten en dat eiser onder behandeling staat voor medische omstandigheden. Eiser kan worden gehoord, maar er zijn wel beperkingen gesignaleerd voor het horen van eiser vanwege zijn medische klachten. Daarbij is als advies gegeven dat eiser gerichte en korte vragen worden gesteld. Ook is daarin opgenomen dat eiser een wisselende concentratie heeft en is geadviseerd vragen zo nodig te herhalen, verduidelijken of vragen anders te stellen en eiser de tijd te geven te antwoorden.
2.4.1.
Op pagina 3 van het rapport van nader gehoor van 27 september 2021 is het volgende opgenomen:
“Ten aanzien van uw medische situatie heb ik nog een aantal vragen. Voelt u zich lichamelijk en geestelijk in staat om dit gehoor nu te laten plaatsvinden?
Nee, er is niets.
Is er iets waar ik rekening mee moet houden tijdens het gehoor?
Nee niets.
Uit uw medisch advies waren er geen beperkingen te lezen. Toch wil ik vragen of dit klopt?
Ja, het gaat goed. Er is geen enkel probleem.”.
Op pagina 24 (van 25) van het rapport van nader gehoor staat het volgende vermeld:
“(…) Ik heb nog voor u gezocht naar de medische rapporten. Deze heb ik uiteindelijk kunnen terugvinden, althans het medisch onderzoek. Er zijn inderdaad beperkingen geconstateerd vanwege uw psychische klachten.”.
2.4.2.
Uit het voorgaande volgt, wat door verweerder ook niet wordt betwist, dat de hoorambtenaar pas aan het eind van het nader gehoor op de hoogte is geraakt van de door MediFirst geconstateerde beperkingen voor het horen van eiser en de in dat verband gegeven adviezen. Dit betekent dat eiser is gehoord zonder dat de hoorambtenaar bij de afname van het gehoor rekening heeft gehouden met de door MediFirst vastgestelde beperkingen die voortkomen uit eisers medische problematiek en de gelet daarop gegeven adviezen voor het horen van eiser. Hierin ziet de rechtbank een onzorgvuldigheid van de zijde van verweerder in de voorbereiding van het bestreden besluit, waarvan niet op voorhand kan worden gezegd dat eiser daardoor niet in zijn belangen is geschaad. De verklaringen die een vreemdeling aflegt tijdens het nader gehoor vormen, zeker als het gaat om de geloofwaardigheid van een gesteld asielrelaas, zoals bij eiser het geval is, de basis voor de besluitvorming. De rechtbank acht het dan ook van groot belang dat vreemdelingen worden gehoord conform de door MediFirst afgegeven adviezen voor dat gehoor. Deze adviezen zijn er mede om te waarborgen dat de vreemdeling bij wie vanwege medische problematiek beperkingen worden gesignaleerd voor het horen, op de juiste wijze wordt gehoord en op die manier zo goed mogelijk in staat wordt gesteld zijn asielrelaas (op coherente, consistente en complete wijze) naar voren te brengen. De rechtbank wijst hierbij ook op Werkinstructie 2021/12 ‘Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure’. Dat volgens verweerder het nader gehoor er (achteraf bezien) blijk van zou geven dat dit is afgenomen conform de adviezen van MediFirst voor het horen van eiser, maakt – wat daar ook van zij – naar het oordeel van de rechtbank niet dat kan worden geoordeeld dat eiser door de gang van zaken tijdens het gehoor (evident) niet is benadeeld. Tijdens het interview was de hoorambtenaar immers niet op de hoogte van de gesignaleerde beperkingen en de gegeven adviezen voor het horen van eiser en niet staat vast dat, als dat wel het geval was geweest, het gehoor op dezelfde wijze zou zijn afgenomen en eiser op de zelfde wijze zou hebben verklaard over wat verweerder hem in het bestreden besluit tegenwerpt. Dat eiser tijdens het nader gehoor desgevraagd heeft verklaard dat hij zich goed voelde en er niets was waarmee rekening moest worden gehouden, maakt het voorgaande niet anders. Hieraan hecht verweerder ten onrechte teveel waarde. Dit maakt ook niet dat verweerder geen of minder rekening hoeft te houden met door MediFirst gegeven adviezen ten aanzien van het horen van eiser.
2.4.3.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat er sprake is van een gebrek in de besluitvorming, namelijk een onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit. Dit is in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers beroepsgrond slaagt.
Gebruik van een niet-registertolk
3. Eiser voert verder aan dat bij het nader gehoor ten onrechte geen gebruik is gemaakt van een registertolk Pidgin Engels, maar van een niet-beëdigde tolk. Daarbij merkt eiser op dat verweerder op grond van artikel 28, eerste lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) een plicht heeft een registertolk in te schakelen en er ook registertolken Pidgin Engels zijn. De opmerking in het bestreden besluit dat eiser en de tolk elkaar goed konden verstaan, waaraan volgens eiser bovendien getwijfeld kan worden, maakt volgens eiser niet dat kan worden afgezien van de inzet van een registertolk. De wettelijke redenen gelet waarop kan worden afgezien van het gebruik van een registertolk, deden zich volgens eiser niet voor, althans verweerder heeft volgens eiser niet deugdelijk gemotiveerd waarom de vereiste spoed in dit geval meebracht dat er niet tijdig een registertolk bij het gehoor aanwezig kon zijn. Eiser kan niet inzien dat er tussen 24 februari 2020 en het nader gehoor op 27 september 2021, geen registertolk Pidgin Engels beschikbaar was. Dat zijn asielprocedure op dat moment al anderhalf jaar liep, maakt volgens eiser dat niet kan worden volgehouden dat sprake is van de vereiste spoed om af te zien van het inschakelen van een registertolk. Verweerder gaat volgens eiser onvoldoende gemotiveerd in op wat hij hierover in de zienswijze heeft aangevoerd.
3.1.
Op grond van artikel van 28, eerste lid, van de Wbtv, maakt verweerder alleen gebruik van beëdigde tolken of vertalers. Op grond van het derde lid van dit artikel kan, in afwijking van het eerste lid, gebruik worden gemaakt van een niet-beëdigde tolk als vanwege de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is óf als het register voor de betreffende bron- of doeltaal geen ingeschrevene bevat. Als van het gebruik van een beëdigde tolk wordt afgezien, dan moet dit op grond van het vierde lid van artikel 28 van de Wbtv met redenen omkleed schriftelijk worden vastgesteld.
3.1.1.
Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] volgt dat artikel 28, vierde lid, van de Wbtv, gelezen in samenhang met het derde lid, voor de motivering geen andere eis stelt dan dat verweerder de reden voor het gebruikmaken van een niet-beëdigde tolk uiterlijk in het besluit schriftelijk vastlegt en dat deze reden één van de in het derde lid vermelde redenen moet zijn. Anders dan wanneer het register voor beëdigde tolken en vertalers voor de betreffende bron- of doeltaal geen ingeschrevene bevat, is, in het geval een beëdigde tolk niet tijdig beschikbaar is, het schriftelijk vastleggen van een mededeling van die strekking op zichzelf geen deugdelijke motivering. Verweerder moet dan toelichten waarom geen beëdigde tolk beschikbaar was, zodat de rechtbank desgewenst kan nagaan of hij zich heeft gehouden aan de in artikel 28 van de Wbtv voor die situatie geldende voorwaarde van vereiste spoed.
3.2.
Niet in geschil is dat verweerder bij het nader gehoor geen gebruik heeft gemaakt van een registertolk. Op het voorblad van het nader gehoor is vermeld dat gebruik is gemaakt van een niet-registertolk in de taal Pidgin Engels (Liberia). Op pagina 2 van het nader gehoor wordt de volgende toelichting gegeven:
“Tijdens het gehoor is gebruik gemaakt van een niet registertolk. De reden hiervoor is dat er geen registertolk tijdig beschikbaar is voor de IND. De tolk legt aan de heer [eiser] uit dat hij geen registertolk is. De reden hiervoor is dat er geen registertolk niveau 1 en niveau 2 tijdig beschikbaar was voor de IND ofwel die kon reizen naar locatie Haarlem. Ik leg uit dat de planning inspanningen heeft verricht om een registertolk te regelen, echter dat het niet gelukt is.”
3.2.1.
In het voornemen overweegt verweerder dat tijdens (het aanmeldgehoor en) het nader gehoor gebruik is gemaakt van een niet-registertolk omdat er geen registertolk tijdig beschikbaar was, maar dat tijdens de gehoren niet is gebleken dat eiser en de tolk elkaar niet goed konden begrijpen en verstaan. Aan het eind van de gehoren heeft eiser verklaard dat hij de tolk goed heeft begrepen en verstaan en had hij geen op- of aanmerkingen over de tolk.
3.2.2.
In de zienswijze voert eiser hierover aan dat zijn asielprocedure loopt vanaf 24 februari 2021 (de rechtbank begrijpt 24 februari 2020, de datum van eisers asielaanvraag die inhoudelijk is beoordeeld) en niet valt in te zien dat er sindsdien geen registertolk Pidgin Engels beschikbaar was. Als er op 27 september 2021 geen registertolk beschikbaar was, had volgens eiser kunnen worden gewacht tot een moment dat deze wel beschikbaar was. Het niet tijdig beschikbaar zijn van een registertolk Pidgin Engels, is volgens eiser dan ook geen geldig argument om af te zien van de verplichting om tijdens het nader gehoor een registertolk te gebruiken. Dat niet gebleken zou zijn dat eiser en de tolk elkaar niet goed konden verstaan, is volgens eiser niet relevant omdat verweerder wettelijk is verplicht gebruik te maken van een registertolk. Bovendien valt volgens eiser te betwijfelen of hij en de tolk elkaar goed hebben verstaan. Zo zijn een plaats- en familienaam onjuist vermeld in het rapport van nader gehoor, terwijl van een tolk Pidgin Engels (Liberia) verwacht mag worden dat deze correct worden vertaald. Dit is volgens eiser een aanwijzing dat de communicatie tussen hem en de tolk niet goed was.
3.2.3.
In het bestreden besluit overweegt verweerder dat er weinig registertolken Pidgin Engels zijn. Verder vindt verweerder het, anders dan eiser betoogt, wel relevant dat niet is gebleken dat eiser en de tolk elkaar niet goed hebben kunnen verstaan. Dat eiser dit punt pas in de zienswijze naar voren brengt, valt volgens verweerder niet in te zien. Eiser is in de gelegenheid gesteld correcties en aanvullingen op het nader gehoor in te dienen en er zijn niet zodanig veel correcties en aanvullingen ingediend dat getwijfeld moet worden aan de communicatie tussen eiser en de tolk. Verder gebeurt het volgens verweerder dat tijdens een gehoor een plaatsnaam fonetisch wordt genoteerd. Dit maakt, ook nu het alleen gaat om een andere spelling van de plaatsnaam, niet dat de tolk niet juist heeft getolkt, aldus verweerder.
In het verweerschrift voegt verweerder hieraan het volgende toe. Uit contact met de tolkenplanning is gebleken dat er één registertolk Pidgin Engels (Liberia) beschikbaar is voor verweerder en dat deze niet tijdig beschikbaar was voor het gehoor van eiser. Omdat deze tolk ook het Pidgin Engels van Nigeria machtig is, wordt deze veel ingezet. Bovendien kunnen tolken ook door andere partijen dan verweerder worden ingezet. Dat betekent dat het niet mogelijk was af te wachten wanneer deze tolk beschikbaar zou zijn en dat het daarbij niet ging om een kwestie van een dag meer of minder wachten. Tot slot merkt verweerder op dat eiser gebaat is bij duidelijkheid over de vraag of hij voor asielrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Het inschakelen van een niet-registertolk was dan ook gerechtvaardigd, aldus verweerder.
3.2.4.
Nu niet in geschil is dat er voor de taal Pidgin Engels (Liberia) een tolk voorkomt in het register, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank met het voorgaande onvoldoende uitgelegd waarom er dit in geval sprake was ‘vereiste spoed’, waardoor niet gewacht kon worden met het gehoor van eiser tot er een registertolk Pidgin Engels (Liberia) beschikbaar was. Verweerder heeft hiermee in strijd gehandeld met de eisen die artikel 28 van de Wbtv en de jurisprudentie van de Afdeling stellen aan de motivering, als wordt afgeweken van het uitgangspunt uit artikel 28, eerste lid, van de Wbtv. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat eiser op 24 februari 2020 zijn asielaanvraag heeft ingediend, eiser bij brief van 31 juli 2021 is uitgenodigd voor een nader gehoor op 25 augustus 2021, welke afspraak op 24 augustus 2021 wordt afgezegd [2] en eiser vervolgens pas op 31 augustus 2021 wordt uitgenodigd voor een nader gehoor op 27 september 2021. Verweerder heeft ook niet gemotiveerd waarom er in de anderhalf jaar na de indiening van de asielaanvraag door eiser, geen mogelijkheid was om eisers asielprocedure te starten, waarin de spoed was gelegen om op 27 september 2021 wel een aanvang te maken met eisers asielprocedure en waarom het niet mogelijk was te schuiven met deze datum toen bleek dat bij het nader gehoor geen registertolk aanwezig kon zijn. Dit maakt ook dat verweerder op dit punt onvoldoende is ingegaan op dat wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht.
3.2.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding de schending van artikel 28 van de Wbtv met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, voor zover verweerder stelt dat eiser niet in zijn belangen is geschaad door het gebruik van een niet-registertolk, zonder dat daarvoor een deugdelijke reden is gegeven.
Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat uit de memorie van toelichting bij de Wbtv [3] blijkt dat het vereiste van het gebruik van een beëdigde tolk dient als waarborg ten aanzien van de kwaliteit en de integriteit van tolken en vertalers. Binnen het Nederlandse rechtsbestel spelen tolken en vertalers een onmisbare rol. De beslissingen die genomen worden in zaken waarbij een tolk of vertaler betrokken is, zijn doorgaans (deels) gebaseerd op het werk van de tolk of vertaler. Als de kwaliteit van de tolk of vertaler onvoldoende gewaarborgd is, kan dit ongewenste gevolgen hebben ten aanzien van de beslissingen die op hun werk gebaseerd zijn. Het is bij deze specifieke juridische procedures waarbij grote waarde gehecht wordt aan de verklaringen tijdens de gehoren daarom van groot belang dat beheersing van de taal verzekerd is. Hieruit volgt dat de wetgever de waarborgen van de kwaliteit en integriteit van de tolken en daarmee aan de afnameverplichting van beëdigde tolken zwaarwegend vindt.
Bij het voorgaande acht de rechtbank ook van belang dat de verklaringen die eiser tijdens het nader gehoor heeft afgelegd, zoals die middels vertaling door de tolk zijn opgetekend in het verslag van dit gehoor, geheel ten grondslag liggen aan het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Dan in het bijzonder is het van belang dat de juistheid van de vertaling van eisers verklaringen voldoende gewaarborgd is. Bovendien gaat het niet alleen om de vertaling door de tolk naar het Pidgin Engels (Liberia) van de door de hoorambtenaar aan eiser gestelde vraag, maar ook om de vertaling van het door eiser in die taal gegeven antwoord naar het Nederlands. Dat het nader gehoor geen blijk zou geven van communicatieproblemen tussen eiser en de tolk, zoals verweerder van belang acht, maakt – wat daar ook van zij – niet dat de rechtbank over dat wat zij hiervoor heeft geconstateerd en geoordeeld, anders denkt.
3.2.6.
Het voorgaande levert een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek in de besluitvorming op. Verweerder heeft hiermee gehandeld in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Eisers beroepsgrond slaagt.
Conclusie
4. Uit 2.4.3 en 3.2.6 volgt dat het bestreden besluit om meerdere redenen gebrekkig is, nu sprake is van zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken. Alleen hierom al komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Gelet op de aard van de geconstateerde gebreken, die zien op de fase van het nader gehoor, waarvan het verslag geheel ten grondslag ligt aan het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas, ziet de rechtbank geen reden om de overige beroepsgronden te bespreken.
4.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De aard van de gebreken, gelegen in de gang van zaken rondom en tijdens het nader gehoor, maakt ook dat de rechtbank geen mogelijkheid ziet het geschil definitief te beslechten. Verweerder moet opnieuw op de aanvraag van eiser beslissen, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiertoe een termijn van acht weken.
4.2.
Omdat het beroep gegrond is, wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met in achtneming van wat in deze uitspraak is geoordeeld;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. Gulyás, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:600.
2.Op de zitting geeft de gemachtigde van eiser onweersproken aan dat de reden hiervan was dat er geen tolk beschikbaar was voor het gehoor.
3.Kamerstukken II, 2004-2005, 29 936, nr.3.