ECLI:NL:RBDHA:2021:15079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
NL20.13663
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van risico op vervolging en toepassing van traumatabeleid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Mexicaanse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Mexico te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Eiseres voerde aan dat zij op basis van haar sekse als onderdeel van een sociale groep bescherming nodig had, maar de rechtbank oordeelde dat de IND vrouwen niet enkel op basis van sekse als sociale groep aanmerkt, omdat deze groep te divers is. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims van vervolging en dat het traumatabeleid niet van toepassing was in haar geval. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13663
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.N. van den Berg. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiseres stelt van Mexicaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1962].
2. Eiseres heeft verklaard over de verschillende problemen die zij heeft gehad in Mexico. Zo had zij problemen met het schoolbestuur van de school waar zij werkte omdat eiseres onderzoek deed naar de slechte staat van het gebouw. Ook heeft eiseres problemen gehad met jongeren van de school omdat eiseres heeft voorkomen dat een van haar leerlingen werd verkracht. Eiseres heeft verder verklaard over een incident met de administrateur van haar huis en de problemen die daarna ontstonden. Eiseres kon niet terecht bij het openbaar ministerie voor het doen van aangifte, daar heeft eiseres ook problemen ondervonden. Verder is eiseres door een taxichauffeur ontvoerd, waaraan zij wist te ontkomen. Eiseres is kort daarna uit het land vertrokken.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • Problemen naar aanleiding van verrichte werkzaamheden. Eiseres heeft verklaard problemen te hebben ondervonden vanwege haar werkzaamheden als adviseur van de gemeente, onderwijzeres en inspecteur.
  • Ontvoering door taxichauffeur. Eiseres heeft verklaard op 13 augustus 2018 rond 01.00
uur ‘s nachts te zijn ontvoerd door een taxichauffeur op het busstation in [stad].
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de drie elementen geloofwaardig worden bevonden. Er is echter geen sprake van zodanig geweld in Mexico dat eiseres bij terugkeer naar het land van herkomst door haar aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade. Ook heeft eiseres op grond van haar persoonlijke situatie niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade. Verder is het traumatabeleid niet van toepassing. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Reëel risico op ernstige schade
4. Eiseres voert aan dat zij op basis van haar sekse te vrezen heeft voor vervolging. De groep ‘vrouwen’ moet worden gezien als sociale groep die risico loopt op ernstige schade. Vrouwen kunnen geen bescherming krijgen van de overheid. Dit blijkt uit de omstandigheid dat er met 98% van de aangiften niks wordt gedaan. Daarom kan eisers geen aangifte doen, dan brengt zij zichzelf in gevaar. Dit volgt uit de landeninformatie in het World Report 2020 van Human Rights Watch.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Mexico te vrezen heeft voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat eiseres niet op basis van haar sekse als onderdeel van een sociale groep kan worden aangemerkt. Uit paragraaf C2/3.2. van de Vreemdelingencirculaire volgt immers dat de IND vrouwen niet enkel op basis van sekse aanmerkt als sociale groep, omdat vrouwen als sociale groep te divers zijn van samenstelling. Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat uit de landeninformatie weliswaar volgt dat vrouwen in Mexico extra kwetsbaar zijn, maar dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zelf te vrezen heeft voor vervolging op basis van haar sekse. Uit het genoemde rapport van Human Rights Watch volgt dat sprake is van geweld tegen vrouwen en dat misdaden zelden worden opgelost. Uit de stukken volgt echter niet dat het niet mogelijk is om aangifte in te dienen of dat het indienen van een aangifte leidt tot ernstige mensenrechtenschendingen. Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat eiseres nog een paar maanden in Mexico is gebleven nadat de problemen hebben plaatsgevonden en dat zij ook nog een aantal maanden heeft kunnen werken.
Traumatabeleid
6. Eiseres doet ook een beroep op het traumatabeleid. De autoriteiten van Mexico zijn namelijk niet in staat om haar te beschermen tegen een ontvoering door een taxichauffeur.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het beroep op het traumatabeleid zoals weergegeven in paragraaf C2/3.3. van de Vreemdelingencirculaire, niet ten onrechte heeft afgewezen. De traumatische ervaringen van eiseres zijn namelijk veroorzaakt door een
taxichauffeur, en niet door autoriteiten, politieke of militante groeperingen of groeperingen waartegen de overheid niet in staat of willens is bescherming tegen te bieden. In dit kader verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 augustus 2014.1
8. Voor zover eiseres verzoekt om af te wijken van het traumatabeleid en een beroep doet op de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft zich hierover niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het traumatabeleid al een afwijking is van toepassing van artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom hij geen reden ziet in het geval van eiseres een uitzondering te maken, en heeft daarom geen gebruik hoeven te maken van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid.
9. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
1 ECLI:NL:RVS:2014:3318. Te raadplegen op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 februari 2021
en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. M. Eversteijn A. Foppen
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.