ECLI:NL:RBDHA:2021:15092
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J. de Jong, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 16 februari 2021 is eiser niet verschenen, terwijl de verweerder wel vertegenwoordigd was. Eiser voerde aan dat terugzending naar Italië niet mogelijk was vanwege de situatie aldaar, waarbij hij verwees naar het AIDA-rapport en de schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank overwoog dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat het aan eiser was om aan te tonen dat dit in zijn geval niet mocht. Eiser is hierin niet geslaagd, en de rechtbank concludeerde dat er geen structurele gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem waren aangetoond.
De rechtbank oordeelde verder dat de persoonlijke omstandigheden van eiser, waaronder zijn afhankelijkheid van zijn kind, niet voldoende onderbouwd waren om een uitzondering te maken op de Dublinverordening. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.