Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 4 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Overwegingen
Eiye Confraternity. Deze groepering zou de woning van eiser en zijn broer in brand hebben gestoken om wraak te nemen op het lidmaatschap van eisers broer van de rivaliserende groepering
Black Axe Confraternity.
Black Axe Confraternity, dat de
Eiye Confraternityde woningbrand heeft veroorzaakt om wraak te nemen en dat eiser nog steeds te vrezen heeft voor laatstgenoemde groepering. Ook heeft verweerder overwogen dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas dat eiser alvorens te vluchten een visum voor kort verblijf heeft aangevraagd en na aankomst in Nederland niet meteen asiel heeft aangevraagd maar eerst is doorgereisd naar Zweden. Verder heeft verweerder overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Chavez-Vilchez(ECLI:EU:C:2017:354). Eiser heeft dus al rechtmatig verblijf in Nederland.
Eiye Confraternityerachter zou kunnen komen dat hij beschikte over een Nederlands visum, maakt dit niet anders. Deze stelling volgend had het immers eens temeer in de rede gelegen om de noodzaak aan internationale bescherming onverwijld te uiten in plaats van verder te reizen zonder dit te doen.
Black Axe Confraternity. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij op dit punt niet veel heeft kunnen verklaren, omdat het een geheime groepering betreft waarover zijn broer hem niets vertelde. Daartoe is redengevend dat eiser zelf heeft verklaard dat zijn broer hem uiteindelijk wel heeft verteld over de
Black Axe Confraternityen hem op dat punt in vertrouwen heeft genomen (rapport nader gehoor, pagina’s 5 en 8). De rechtbank volgt eiser evenmin in de stelling dat verweerder ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij zich niet heeft verdiept in de
Black Axe Confraternity. Verweerder heeft het terecht bevreemdingwekkend geacht dat eiser daartoe geen noodzaak zou hebben gezien ondanks dat zijn confrontatie met deze groepering de kern vormt van zijn asielrelaas. Eisers stelling in beroep dat het algemeen bekend is dat het een gewelddadige groepering betreft, maakt zijn verklaringen niet minder summier.
Eiye Confraternity. Daarbij stelt eiser dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is omdat verweerder wel heeft gevolgd dat de woningbrand heeft plaatsgevonden en dat zijn broer daarbij is overleden. De rechtbank volgt eiser hierin niet omdat hiermee nog niets is gezegd over de reden en/of oorzaak van de brand. Verweerder heeft verder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij zijn verklaringen op dit punt niet inzichtelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft daarbij terecht het standpunt ingenomen dat eiser niet heeft kunnen verklaren hoe hij de
Eiye Confraternitykon herkennen aan het horen van de strijdkreet ‘Abakaya’ en het zien van een symbool op een dreigbrief, nu eiser niet heeft kunnen uitleggen waarom deze kreet en dit symbool uitsluitend in verband zijn te brengen met deze groepering. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat hij zich niet tot de politie kon wenden om informatie te verkrijgen, nu dit zich niet verhoudt tot het overleggen door eiser van een document van de Nigeriaanse politie, waaruit blijkt dat hij zich juist wél tot de politie heeft gewend.
Eiye Confraternityheeft verweerder, gelet op het voorgaande terecht overwogen dat de ongeloofwaardigheid van het lidmaatschap van de
Black Axe Confraternityvan eisers broer en de ongeloofwaardigheid van de woningbrand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van dit relevante element. Daarnaast heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat niet valt in te zien dat hij zich ondanks zijn gestelde vrees weer op het terrein van zijn universiteit zou begeven, nu hij wist dat de
Eiye Confraternitymet name op universiteiten actief is. Eisers verklaring dat hij het gerucht had verspreid dat hij was overleden heeft verweerder terecht onvoldoende geacht, aangezien dit onverlet laat dat hij had kunnen worden herkend door zich op het universiteitsterrein te begeven, ondanks het dragen van een pet en bril. Niet bestreden is dat niet valt in te zien hoe eiser tot 2017 in Nigeria zou hebben kunnen verblijven terwijl zijn vrees al in 2012 zou zijn ontstaan. Ook heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom alleen hij in de negatieve aandacht van de
Eiye Confraternityzou staan en niet de derde persoon die hij op zijn visumaanvraag als ‘brother’ heeft vermeld. Dat eiser aanvoert dat het in feite gaat om een neef doet hieraan niet af, omdat eiser heeft verklaard dat de wraak van de
Eiye Confraternityuitgaat naar familieleden.