ECLI:NL:RBDHA:2021:15302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/09/581185 / HA ZA 19-1052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het recht van Curaçao op de nalatenschap van erflater en de legitieme portie van de onterfde zoon

In deze zaak gaat het om de nalatenschap van erflater, die op 21 maart 2013 overleed in Bogota, Colombia. De erflater had een testament opgesteld op Curaçao, waarin zijn vrouw als enige erfgenaam werd benoemd, waardoor zijn kinderen, waaronder eiser, onterfd werden. Eiser vordert dat de rechtbank bepaalt dat Nederlands recht van toepassing is op de nalatenschap, zodat hij recht heeft op een legitieme portie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van erflater op Curaçao was, wat betekent dat het recht van Curaçao van toepassing is. Dit is van belang omdat het recht van Curaçao de legitieme portie heeft afgeschaft. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen tegen gedaagde 1, en dat de vorderingen tegen de executeur worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/581185 / HA ZA 19-1052
Vonnis van 22 december 2021
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. S.J. Kerbusch te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] [plaats 1] ,

2.
[gedaagd 2]te [plaats 2] , in hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van mevrouw [de vrouw] ,
gedaagden,
advocaat mr. S.H. van Os te Utrecht.
Partijen worden hierna respectievelijk [eiser] , [gedaagde 1] en de executeur genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 juli 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 28 april 2021 waarin partijen een keuze hebben kunnen maken over de wijze van afhandeling van de procedure;
  • de rolbeslissing van 12 mei 2021 waarin de rechtbank heeft bepaald dat een fysieke behandeling van de zaak zal plaatsvinden;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 16 november 2021 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld correcties van feitelijke aard per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. [eiser] heeft bij brief van 2 december 2021 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Deze brief maakt deel uit van het procesdossier en het vonnis wordt gewezen met inachtneming van deze brief, voor zover het correcties van feitelijke aard betreft.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De inleiding

2.1.
[eiser] is de zoon van [erflater] (hierna: erflater). Erflater is op 21 maart 2013 overleden te Bogota, Colombia. Op het moment van overlijden was erflater getrouwd met [de vrouw] (hierna: [de vrouw] ). Naast [eiser] had erflater nog een dochter, [dochter] . Verder had hij [gedaagde 1] , de zoon van [de vrouw] , geadopteerd.
2.2.
Erflater heeft een testament nagelaten dat op 7 september 2012 is verleden voor een notaris te Curaçao. In dit testament heeft erflater [de vrouw] als zijn enige erfgenaam benoemd. De drie kinderen, [eiser] , [gedaagde 1] en [dochter] zijn daarmee onterfd. [de vrouw] heeft de erfenis aanvaard. In het testament is geen rechtskeuze gemaakt voor het op de erfopvolging toepasselijke recht.
2.3.
[de vrouw] is op 20 juli 2016 overleden. De executeur is benoemd tot executeur. Enig erfgenaam in de nalatenschap van [de vrouw] is [gedaagde 1] .
2.4.
Nederlands recht bepaalt dat een kind dat door een ouder is onterfd, toch nog recht heeft op een deel van de nalatenschap van deze ouder. Dat wordt de legitieme portie genoemd. [eiser] doet in deze procedure een beroep op zijn legitieme portie.
Voor het slagen van het beroep van [eiser] op zijn legitieme portie is nodig dat op de nalatenschap van erflater Nederlands recht van toepassing is. [eiser] vordert dan ook dat de rechtbank bepaalt dat inderdaad Nederlands recht van toepassing is.
2.5.
Meer specifiek vordert [eiser] dat de rechtbank verklaart dat erflater zijn gewone verblijfplaats onmiddellijk vijf jaar voor het overlijden in Nederland had met als gevolg dat Nederlands erfrecht van toepassing is op de nalatenschap van erflater.
Als de rechtbank van mening is dat erflater zijn gewone verblijfplaats op Curaçao had, dan vordert [eiser] dat de rechtbank verklaart dat erflater het nauwst verbonden was met Nederland en dat daarom Nederlands recht van toepassing is op de nalatenschap.
2.6.
De executeur is het hier niet mee eens en voert aan dat op de nalatenschap van erflater het recht van Curaçao van toepassing is. Dit is belangrijk omdat het recht van Curaçao per 1 januari 2012 de legitieme portie heeft afgeschaft. Het testament van erflater is op 7 september 2012 verleden. Dit betekent dat als het recht van Curaçao van toepassing is, [eiser] geen recht heeft op een legitieme portie.
2.7.
[gedaagde 1] voert aan dat hij helemaal niet gedagvaard had moeten worden. Er is een executeur benoemd. Op grond van artikel 4:145 van het Burgerlijk Wetboek vertegenwoordigt de executeur de nalatenschap in en buiten rechte. Alleen de executeur kan beheer handelingen namens de nalatenschap verrichten.

3.De beoordeling

Vordering jegens [gedaagde 1]

3.1.
[eiser] meent een vordering te hebben op [de vrouw] , als erfgename van erflater. [de vrouw] is inmiddels ook overleden. Nu partijen op dit punt geen andere stellingen hebben ingenomen en de rechtbank op basis van de overgelegde stukken ook geen aanleiding ziet om tot een ander oordeel te komen, zal zij de vraag wie [de vrouw] in deze procedure kan vertegenwoordigen, beantwoorden naar Nederlands recht.
[eiser] heeft terecht de executeur in de nalatenschap van [de vrouw] gedagvaard. Op grond van artikel 4:145 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek vertegenwoordigt een executeur bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen in en buiten rechte. [eiser] heeft een vordering ingediend tegen de nalatenschap van erflater, die nu onderdeel is van de nalatenschap van [de vrouw] . Die nalatenschap wordt beheerd door de executeur.
3.2.
[eiser] heeft echter [gedaagde 1] ten onrechte gedagvaard. De bevoegdheid van de executeur is een privatieve bevoegdheid, in die zin dat de erfgenamen dan geen bevoegdheid hebben. De mogelijkheid dat de executeur op enig moment zijn werkzaamheden beëindigt, brengt niet mee dat daarom ook de erfgenamen gedagvaard moeten worden. Dan moeten ze verweer voeren in een procedure en daarvoor mogelijk kosten maken, zonder enige bevoegdheid.
3.3.
[gedaagde 1] heeft gevorderd dat [eiser] wordt veroordeeld om zijn proceskosten te betalen. Hij heeft echter niet gesteld en ook is niet gebleken dat hij zelf, onafhankelijk van de executeur, proceskosten heeft gemaakt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om [eiser] apart in de proceskosten van [gedaagde 1] te veroordelen.
Toepasselijk recht
3.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat op de nalatenschap van erflater het recht van Curaçao van toepassing is. Dit betekent dat [eiser] geen recht heeft op een legitieme portie. De rechtbank licht haar beslissing hieronder toe.
3.5.
Erflater had de Belgische nationaliteit en stond op het moment van zijn overlijden ingeschreven als bewoner van Curaçao. Op grond van het ten tijde van erflaters overlijden toepasselijke artikel 1 Wet Conflictenrecht Erfopvolging wordt het op de nalatenschap toepasselijke recht bepaald aan de hand van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging (Trb. 1994, 49) (hierna ook HEV). Artikel 3 HEV bevat hiervoor de regels. De rechtbank zal dan ook dit artikel toepassen.
3.6.
Artikel 3 lid 1 HEV bepaalt dat de erfopvolging wordt beheerst door het recht van de Staat waar de overledene zijn gewone verblijfplaats had op het tijdstip van zijn overlijden, indien hij op dat tijdstip de nationaliteit van die Staat bezat. Tussen partijen is niet in geschil dat erflater niet in België woonde op het moment dat hij overleed. Lid 1 is dus niet van toepassing.
3.7.
Artikel 3 lid 2 HEV bepaalt dat de erfopvolging wordt beheerst door het recht van de Staat waar de overledene zijn gewone verblijfplaats had op het tijdstip van zijn overlijden, indien hij daar gedurende een tijdvak van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan zijn overlijden zijn verblijfplaats had. Echter, in uitzonderlijke omstandigheden, indien de overledene op het tijdstip van zijn overlijden kennelijk nauwere banden had met de Staat waarvan hij op dat tijdstip de nationaliteit bezat, is het recht van die Staat van toepassing.
3.8.
Het gerechtshof Den Haag heeft in een arrest van 19 november 2013 (ECLI:NL:GHDHA:2013:4789) overwogen dat de criteria om vast te stellen wat de ‘gewone verblijfplaats’ van erflater is, gelegen zijn in feiten en omstandigheden die het leven van de persoon van die erflater betreffen, voorafgaande aan en ten tijde van diens overlijden. In een arrest van 20 september 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:3754) heeft het gerechtshof Den Haag voorop gesteld dat het begrip ‘gewone verblijfplaats’ verdragsautonoom moet worden geïnterpreteerd. Een persoon kan maar één gewone verblijfplaats hebben, omdat deze het centrum van zijn bestaan vormt.
3.9.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat Nederlands recht van toepassing is juridische adviezen overgelegd van een door hem geraadpleegde deskundige. Deze juridische adviezen behoeven geen nadere bespreking omdat deze niet leiden tot toepassing van een andere dan de onder 3.8. geformuleerde norm.
Toepassing van artikel 3 lid 2 HEV
3.10.
De executeur heeft verklaringen en stukken overgelegd op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat erflater ten tijde van zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats op Curaçao had en minimaal de vijf jaren voorafgaand aan zijn overlijden zijn verblijfplaats. Dit blijkt uit het volgende.
Erflater is eind jaren negentig naar Curaçao verhuisd. Hij heeft zich per 29 juni 1998 laten inschrijven op Curaçao. Hij stond daar tot zijn overlijden ingeschreven en had de beschikking over allerlei op Curaçao op zijn naam uitgegeven documenten zoals een rijbewijs, een inwonerskaart, een verblijfsvergunning en ook een paspoort.
Hij had op Curaçao een woning, waar ook zijn vier honden verbleven en zijn exotische vogels. Met name het hebben van exotische vogels op Curaçao geeft een aanwijzing dat erflater op Curaçao zijn verblijfplaats had. [eiser] heeft tijdens de comparitie van partijen erop gewezen dat de honden die erflater op Curaçao had voormalige politiehonden waren die zijn woning op Curaçao bewaakten. Als dat zo is, dan waren deze honden inderdaad wellicht geen huisdieren. Maar de omstandigheid dat erflater zijn huis op Curaçao liet bewaken door honden, kan ook betekenen dat de woning van erflater een zodanige waarde had dat hij de bewaking ervan belangrijk vond.
Erflater had zijn boten laten overbrengen naar Curaçao.
Hij had er een sociaal leven, waarover een vriend een verklaring heeft afgelegd.
Hij had op Curaçao ook bedrijfsactiviteiten. Zo was hij was eigenaar van een vakantiepark en importeerde, mogelijk hobbymatig, Belgische bieren.
Erflater had er een tandarts. Hij had bij een Nederlands bedrijf een particuliere internationale ziektekostenverzekering die zijn kosten overal ter wereld dekte.
Diverse mensen hebben verklaard dat erflater op Curaçao woonde.
Diverse mensen hebben verklaard dat erflater maar een aantal keer per jaar in Nederland was en dat hij dan in een hotel verbleef.
Voorts heeft erflater zijn testament laten opstellen en verlijden door een notaris op Curaçao. Dat het testament in het Nederlands is opgesteld, acht de rechtbank niet relevant. Nederlands is immers ook een officiële taal op Curaçao. In het testament is geen rechtskeuze opgenomen, maar er staat wel dat erflater op Curaçao woonde. Hiertegenover staat bijvoorbeeld dat erflater in 1999, nadat hij net naar Curaçao was verhuisd in Nederland een testament heeft opgesteld, waarin hij nadrukkelijk heeft opgenomen dat Nederlands recht van toepassing was.
Erflater heeft in zijn testament geen voorziening opgenomen voor het geval de kinderen een beroep zouden doen op hun legitieme portie; geen bescherming voor de langstlevende. Dit zou wel voor de hand hebben gelegen als erflater uitging van de toepasselijkheid van Nederlands recht. Voor de rechtbank is dit een aanwijzing dat ook erflater ervan uitging dat het recht van Curaçao van toepassing was op de erfopvolging.
Na zijn overlijden is op Curaçao aangifte gedaan voor de erfbelasting. Kennelijk bestonden er op dat moment bij [de vrouw] geen twijfels over het recht dat op de nalatenschap van toepassing was.
3.11.
Tegen al deze feiten en omstandigheden, die erop duiden dat erflater zijn gewone verblijfplaats had op Curaçao, wegen de door [eiser] genoemde feiten en omstandigheden niet op. Allereerst geldt dat de feiten en omstandigheden die [eiser] aanvoert over de verblijfplaats van erflater, niet echt ingaan op het persoonlijke leven van erflater en dat hij geen verklaringen heeft overgelegd van vrienden of andere mensen in Nederland die bij het leven van erflater betrokken waren.
3.12.
[eiser] baseert zijn stelling dat erflater de vijf jaar voorafgaand aan zijn overlijden zijn verblijfplaats niet op Curaçao had onder meer op de verklaringen van twee fiscalisten die erflater hebben geadviseerd over zijn verhuizing naar Curaçao. Uit de overgelegde verklaringen volgt volgens [eiser] dat erflater alleen in naam verhuisde naar Curaçao om gebruik te kunnen maken van bepaalde fiscale vrijstellingen.
Tegenover de door de rechtbank onder 3.10 geformuleerde aanknopingspunten, leggen de twee verklaringen van de fiscalisten onvoldoende gewicht in de schaal, onder meer omdat ze niet betrekking hebben op de relevante periode. Deze verklaringen hebben immers betrekking op de periode rondom de verhuizing van erflater naar Curaçao, eind jaren negentig, en niet op de periode in de jaren voorafgaand aan zijn overlijden.
De executeur heeft bovendien onweersproken door [eiser] aangevoerd dat één van de twee fiscalisten die een verklaring hebben afgelegd, erflater tot begin jaren negentig heeft geadviseerd en daarna niet meer. De andere fiscalist die een verklaring heeft afgelegd was in ieder geval bij het doen van de aangifte inkomstenbelasting over de van belang zijnde jaren, 2008 tot en met 2013, niet meer betrokken, zoals hij zelf ook schrijft in zijn verklaring. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat BDO Curaçao erflater begin 2008 als klant heeft gekregen en vanaf dat moment de belastingaangifte voor erflater heeft verzorgd.
3.13.
Ter toelichting van zijn stelling dat erflater zijn verblijfplaats niet op Curaçao had, verwijst [eiser] verder naar de omstandigheid dat erflater nog bedrijven had in Nederland waarvoor hij, zeker de laatste jaren, vaak in Nederland was. Het hebben van bedrijven in Nederland, waarvoor hij naar Nederland kwam, betekent niet dat erflater zijn verblijfplaats niet op Curaçao had. De rechtbank verwijst weer naar de onder 3.10 geformuleerde aanknopingspunten – waaronder de omstandigheid dat erflater in ieder geval ook één onderneming had op Curaçao, namelijk een vakantiepark – die alles bij elkaar zwaarder wegen.
3.14.
Vervolgens stelt [eiser] dat erflater feitelijk woonachtig was in Nederland, zonder bijvoorbeeld nader toe te lichten wat dan zijn adres was en waar hij dan woonde. Weliswaar heeft hij gesteld dat erflater een week per maand bij [de vrouw] verbleef, maar tegelijkertijd heeft hij gesteld dat erflater kleding in Nederland op zijn kantooradres bewaarde. Dit staat enigszins haaks op elkaar. Bovendien heeft de executeur deze stelling van [eiser] gemotiveerd weersproken. Hij heeft een verklaring overgelegd waarin is opgenomen dat erflater drie tot vier keer per jaar in Nederland verbleef en een verklaring waarin is opgenomen dat erflater met pijn en moeite minimaal vier weken in Nederland verbleef. Hiertegenover heeft [eiser] zijn stellingen op dit punt niet nader toegelicht.
Echter, zelfs als erflater een week per maand bij [de vrouw] in Nederland verbleef, wijzen de onder 3.10. genoemde aanknopingspunten op een nauwere verbondenheid met Curaçao die de conclusie rechtvaardigt dat daar zijn gewone verblijfplaats was.
3.15.
Voor het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat erflater zijn gewone verblijfplaats op Curaçao had, vordert [eiser] dat de rechtbank verklaart dat hij nauwere banden had met Nederland dan met Curaçao en dat daarom Nederlands recht van toepassing is. Het HEV kent echter geen regel die maakt dat deze omstandigheid gaat vóór de omstandigheid dat erflater tot zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had op Curaçao en daar ook gedurende een tijdvak van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan zijn overlijden zijn verblijfplaats had.
Artikel 3 lid 2 HEV kent wel de regel dat, in uitzonderlijke omstandigheden, indien de overledene op het tijdstip van zijn overlijden kennelijk nauwere banden had met de Staat waarvan hij op dat tijdstip de nationaliteit bezat, het recht van die Staat van toepassing is in plaats van het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats. Maar erflater had niet de Nederlandse nationaliteit, zodat deze uitzondering op basis van mogelijk nauwere banden met Nederland dan met Curaçao niet van toepassing is.
3.16.
Omdat Artikel 3 lid 2 HEV van toepassing is, komt de rechtbank aan de veegbepaling van lid 3 van dit artikel – dat bepaalt dat voor het overige de erfopvolging wordt beheerst door het recht van de Staat waarvan de overledene op het tijdstip van zijn overlijden de nationaliteit bezat, tenzij hij op dat tijdstip nauwere banden had met een andere Staat, in welk geval het recht van laatstbedoelde Staat van toepassing is – niet toe.
Vaststellingsovereenkomst en overige vorderingen
3.17.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat Curaçaos recht op de nalatenschap van erflater van toepassing is en dit meebrengt dat [eiser] geen recht heeft op een legitieme portie, hoeft zij de overige vorderingen van [eiser] niet meer te bespreken. Dit zijn vorderingen inzake de uitleg en de vernietiging van een vaststellingsovereenkomst die [eiser] met onder meer [de vrouw] heeft gesloten en vorderingen gericht tot de executeur inzake het vaststellen van de legitieme portie en de uitbetaling ervan.
3.18.
In de omstandigheid dat dit een erfrechtgeschil is, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te verdelen, in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tegen [gedaagde 1] ;
4.2.
wijst de vorderingen tegen de executeur af;
4.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1958