Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker 2], V-nummer: [v-nummer]
[verzoeker 4] ,V-nummer: [v-nummer]
[verzoeker 5] ,V-nummer: [v-nummer]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL21.744, NL21.746, NL21.748, NL21.750 en NL21.752. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.J. Eizenga, hadden een voorlopige voorziening gevraagd na de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Deze aanvragen waren op 15 januari 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 1 februari 2021 zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak van dezelfde rechtbank op de beroepen in de aanverwante zaken NL21.743, NL21.745, NL21.747, NL21.749 en NL21.751, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom zijn de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.