Overwegingen
1. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit. Hij is geboren op [1988] .
2. Op 28 juli 2018 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend, die op 19 december 2018 door verweerder in behandeling is genomen. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid niet kan terugkeren naar Iran. In Iran heeft hij zijn homoseksualiteit jarenlang verborgen gehouden. In 2014 is hij met een Frans visum naar Nederland gereisd om een landbouwexpositie te bezoeken voor zijn werk. Tijdens eisers verblijf in Nederland is zijn broer er achter gekomen dat eiser homoseksueel is en hij heeft dit verteld aan een vriend van eiser en aan zijn familie in Iran. Eisers broer en vader hebben hem vervolgens bedreigd. Onder deze omstandigheden vreest eiser de dood bij terugkeer naar Iran door toedoen van zijn familie,
dan wel door toedoen van de autoriteiten.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- De homoseksuele geaardheid en de problemen die betrokkene daardoor zou hebben ondervonden.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De gestelde homoseksualiteit en de daardoor ondervonden problemen vindt verweerder niet geloofwaardig omdat eiser daarover geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd en geen stukken heeft ingediend ter onderbouwing.
Innerlijk bewustwordingsproces
5. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser tijdens het gehoor op geen enkele manier diepgaand of gedetailleerd is ingegaan op zijn gevoelens of ervaringen over zijn innerlijke strijd rond zijn homoseksualiteit. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verteld over hoe hij zich in zijn puberteit steeds meer ging terugtrekken omdat hij zich anders voelde. Hij vereenzaamde omdat hij geen aansluiting vond bij jongens van zijn leeftijd die het over meisjes hadden. Hij kon bij niemand terecht om over zijn probleem te praten, niet bij schoolgenoten en niet bij zijn familie, die traditioneel religieus is, zodat hij er van overtuigd raakte dat hij ziek was. Hieruit blijkt zijn innerlijke strijd. Om toch iets te ondernemen om van zijn gevoelens af te komen of te genezen heeft eiser zich uiteindelijk gewend tot een dokter nadat hij in de krant een advertentie had gezien dat je daar met geestelijke problemen terecht kon, maar die kon hem niet helpen. Vervolgens heeft eiser lotgenoten opgezocht in het park, nadat hij in de krant had gelezen dat ‘andersgeaarden’ daar samenkwamen, om op die manier informatie in te winnen. Uiteindelijk heeft hij zijn homoseksuele gerichtheid voor zichzelf geaccepteerd in de periode voordat hij naar militaire dienst ging, maar hij droeg dit bij zich als een groot geheim omdat hij dit verder op geen enkele wijze kon uiten. Als verweerder vindt dat eiser meer over zijn innerlijke strijd had moeten vertellen, had verweerder eiser hier nader naar moeten vragen tijdens het nader gehoor.
6. Verweerder heeft op de zitting nader toegelicht dat hij niet van mening is dat eiser op geen enkele manier heeft verklaard over zijn persoonlijke beleving met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, maar dat eiser hierover onvoldoende heeft verklaard en dat de verklaringen die hij heeft gegeven niet met elkaar rijmen. Aan de ene kant leek eiser zich bewust van het feit dat homoseksualiteit in Iran maatschappelijk onacceptabel is en zelfs strafbaar is gesteld, in lijn waarmee hij heeft verklaard dat hij bang was om betrapt te worden en in een sociaal isolement terechtkwam. Aan de andere kant heeft hij verklaard dat hij op enig moment is gaan rondvragen en onderzoek is gaan doen naar een park in het hart van [plaats] waar hij lotgenoten zou kunnen ontmoeten en dat hij dit park ook meerdere
keren heeft bezocht. De risico’s die dit met zich mee moet hebben gebracht rijmen niet met de angstigheid die eiser zou voelen en met zijn teruggetrokken bestaan. Daarbij is verweerder van mening dat van eiser mocht worden verwacht dat hij uitgebreider en diepgaander over zijn ervaringen en gevoelens zou verklaren dan hij heeft gedaan. Gezien het feit dat homoseksualiteit in Iran niet geaccepteerd is, mag van eiser mogen worden verwacht dat hij meer kan verklaren over wat zijn – van de norm in Iran afwijkende – seksuele geaardheid voor hem heeft betekend en welke invloed dit heeft gehad op de manier waarop hij daaraan uiting heeft gegeven. Verweerder verwijst daarbij naar de uitspraak van
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2020, r.o. 6.1.1
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen stellen dat eiser onvoldoende en inconsistent heeft verklaard over zijn innerlijke bewustwordingsproces. Eiser heeft wel verklaard over hoe hij zich voelde nadat hij zich bewust was geworden van zijn homoseksualiteit, namelijk dat hij angstig was, zich schaamde en zich ging terugtrekken. Hij heeft echter nauwelijks verklaard over het proces van bewustwording en acceptatie. Gezien de omstandigheid dat homoseksualiteit in Iran als onacceptabel wordt beschouwd heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij heeft meer kan vertellen over zijn beleving en emoties bij het erkennen van zijn homoseksualiteit, aangezien dit verstrekkende gevolgen kan hebben voor iemand in Iran. Hoewel eiser heeft verklaard een acceptatieproces te hebben doorgemaakt, heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser is blijven hangen in algemene en oppervlakkige verklaringen over de ontwikkeling van zijn gevoelens over zichzelf als homoseksueel en over de acceptatie van zijn gestelde seksuele gerichtheid. Hij heeft herhaaldelijk verklaard dat hij merkte dat hij anders was, zonder uit te wijden over waarom en waardoor hij zich dan anders voelde. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de stelling dat verweerder hiernaar onvoldoende heeft gevraagd in het nader gehoor. Van verweerder mag wel verlangd worden dat hij doorvraagt om onduidelijkheden op te helderen en eventueel de vreemdeling te confronteren met tegenstrijdigheden, maar het is in de eerste plaats aan eiser zelf om zijn verklaringen over zijn seksuele geaardheid aannemelijk te maken. Bovendien heeft verweerder eiser meerdere keren heeft gevraagd naar de ‘reis’ die hij heeft afgelegd tot het moment dat hij wist dat hij homoseksueel was en naar hoe hij voelde dat hij anders was.
Documenten ter onderbouwing asielrelaas
8. Eiser voert vervolgens aan dat verweerder hem ten onrechte tegenwerpt dat hij geen documenten of bewijsstukken heeft overgelegd die de problemen die voortvloeien uit zijn homoseksuele geaardheid zouden kunnen onderbouwen. Bij zijn vertrek uit Iran was hij er niet op voorbereid dat hij asiel zou moeten aanvragen, zodat hij geen documenten heeft meegenomen waarmee hij zijn asielaanvraag kan onderbouwen. In de huidige omstandigheden kan van eiser niet worden verwacht dat hij zich tot zijn familie wendt om om documenten te vragen. Documenten over de ziekenhuisopname waarover eiser heeft verklaard zitten in zijn militaire dossier in Iran en kan hij niet opvragen. Eiser heeft wel documenten overgelegd bij zijn visumaanvraag aan Frankrijk, waaruit blijkt welke werkzaamheden hij verricht. Verweerder kan deze documenten zelf opvragen bij de autoriteiten van Frankrijk.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte aan eiser tegenwerpt dat hij in het geheel geen stukken heeft overgelegd. Verweerder werpt eiser niet langer tegen dat hij zijn seksuele geaardheid met documenten moet onderbouwen, maar verlangt wel dat hij andere feiten of omstandigheden van zijn asielrelaas met stukken kan onderbouwen. De rechtbank volgt verweerder hierin. De rechtbank acht hierbij van belang dat niet gebleken is dat eiser pogingen heeft ondernomen om aan stukken te komen om zijn relaas te kunnen staven. Niet gebleken is dat eiser dit niet kan, ook zonder medewerking van zijn familie in Iran.
Tegengeworpen verklaringen
10. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij summiere, bevreemdingwekkende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over verschillende omstandigheden en ervaringen rond zijn seksuele geaardheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op dit standpunt gesteld. De rechtbank licht dit oordeel toe door achtereenvolgens in te gaan op de verschillende onderwerpen die in het beroepschrift aan de orde zijn gesteld.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het inconsistent heeft mogen vinden dat eiser enerzijds heeft verklaard zeer angstig en teruggetrokken te zijn geweest, en anderzijds dat hij is gaan rondvragen naar een ontmoetingsplek voor homoseksuelen en naar het park in [plaats] is gegaan waar homoseksuelen samenkomen, terwijl dit een zeer risicovolle onderneming moet zijn geweest. Verweerder heeft zich tevens op het standpunt mogen stellen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de bezoeken die hij zou hebben gebracht aan het park in [plaats] . Enerzijds heeft eiser verklaard dat hij tijdens zijn middelbare schoolperiode een aantal keer het park heeft bezocht en dat hij daarvoor spijbelde, omdat hij na schooltijd thuis moest zijn en op deze manier zijn parkbezoeken voor zijn ouders verborgen kon houden. Anderzijds heeft hij aangegeven dat de parkbezoeken plaatsvonden ná zijn middelbare schooltijd en voor zijn militaire dienst. Daarbij heeft verweerder het vreemd kunnen vinden dat eiser in Iran met de parkbezoeken zijn leven heeft geriskeerd om in contact te komen met andere homoseksuelen, terwijl hij vanaf het moment dat hij in Nederland asiel heeft aangevraagd geen moeite heeft gedaan om met andere homoseksuelen in contact te komen. Dat eiser hierin gehinderd zou worden door praktische problemen en weer in zichzelf gekeerd zou zijn omdat hij bang is anders geen leven meer te hebben in het AZC en dat hij zich daartoe pas vrij voelt als hij niet meer in het AZC woont, kan de rechtbank tot op zekere hoogte volgen. Toch is het niet overtuigend dat eiser zich hierdoor heeft (moeten) laten weerhouden contact te zoeken met andere homoseksuelen nu hij zich in Iran ook niet heeft laten weerhouden terwijl de gevolgen daar bij ontdekking veel groter zijn. Mocht hij hier problemen ondervinden kan hij ook hulp inroepen van de daarvoor bestemde instanties, dan wel de autoriteiten. De rechtbank is niettemin van oordeel dat verweerder de omstandigheid dat eiser zich het aantal bezoeken aan het park niet meer exact kan herinneren niet aan hem heeft mogen tegenwerpen, omdat de parkbezoeken erg lang geleden zijn en bovendien niet de kern van zijn relaas betreffen. Dit verandert echter niet het oordeel over de ongeloofwaardigheid van het relevante element in zijn geheel bezien.
Verkrachting in militaire dienst
12. Eiser heeft verklaard dat hij tijdens militaire dienst door een legerofficier is gedwongen tot seksuele handelingen, die hem daar vervolgens mee heeft bedreigd. In het vrije relaas van het nader gehoor heeft eiser verklaard dat de legerofficier tegen eiser had gezegd dat hij foto’s en een film van hem had gemaakt. Toen eiser daar later over werd
doorgevraagd ontkende hij dat er foto’s en een film zijn gemaakt en gaf hij aan dat hij alleen werd bedreigd met woorden. In de zienswijze heeft hij vervolgens weer aangegeven dat de officier wel had gedreigd dat hij opnames had gemaakt, maar dat eiser de opnames niet heeft gezien. Van een misverstand in de vraagstelling blijkt niet, zodat verweerder dit naar het oordeel van de rechtbank inconsistent heeft kunnen vinden. Daarbij heeft eiser verklaard dat de legerofficier een soldaat op wacht had gezet tijdens het verrichten van de seksuele handelingen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het ongeloofwaardig is dat een officier een soldaat in vertrouwen zou nemen en als wacht zou neerzetten voor een ruimte
waarin hij een andere soldaat verkracht, omdat hij daarmee zelf een enorm risico zou lopen om verraden te worden. Eiser brengt daartegen in dat de officier niet het risico heeft genomen een dienstplichtige soldaat op wacht te zetten, maar een beroepsmilitair (sergeant) de wacht heeft laten houden wiens meerdere hij was. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen vinden dat hiermee het risico voor de legerofficier niet werd weggenomen, zodat verweerder de verklaringen bevreemdingwekkend heeft mogen vinden.
13. Verder heeft eiser verklaard dat hij na zijn militaire dienst op de veehouderij van zijn vader is gaan werken, waarnaast een veehouderij van een vriend van zijn vader lag waar diens zoon werkte. Met die zoon is hij bevriend geraakt en heeft hij een vertrouwensband opgebouwd, waarna hij hem op enig moment in vertrouwen heeft genomen en heeft verteld over zijn homoseksualiteit. Verweerder heeft het bevreemdingwekkend gevonden dat eiser deze vriend in vertrouwen zou nemen, omdat hij van tevoren niet wist hoe zijn vriend over homoseksualiteit dacht en eiser dus het risico nam om verraden te worden met mogelijk zijn dood als gevolg. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het niet direct bevreemdingwekkend heeft kunnen vinden dat eiser zijn vriend na hem een tijd te kennen in vertrouwen heeft genomen, omdat het voorstelbaar is dat eiser zijn vriend vertrouwde en zijn geaardheid na al die tijd met iemand wilde delen. In het licht van het overige is dit overigens onvoldoende om te kunnen oordelen dat verweerder dit relevante element ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Daarnaast heeft verweerder het naar het oordeel van de rechtbank niet inconsistent kunnen vinden dat eisers vriend na positief te reageren op eisers geaardheid, zich daarna volledig tegen hem zou hebben gekeerd en hem zou hebben bedreigd en seksueel misbruikt, maar wel vaag en bevreemdend. Dit betekent dat verweerder het heeft mogen tegenwerpen. Bovendien is onduidelijk hoe de vriend aan opnames van hun gesprekken en foto’s van eiser is gekomen waarmee hij dreigde naar eisers ouders te stappen en waarmee hij eiser dwong tot seksuele handelingen.
14. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder de wijze waarop eisers familie achter zijn homoseksualiteit zou zijn gekomen bevreemdingwekkend heeft kunnen vinden. Verweerder heeft het niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden dat eiser een videogesprek van zijn broer zou aannemen terwijl hij naakt met een andere man in bed ligt, aangezien hij weet hoe zijn broer en familie tegen homoseksualiteit aankijkt. Dat eiser in euforische stemming was omdat hij zich vrij voelde in een vreemd land, net met een man naar bed was geweest en alcohol had gedronken en uit automatisme de oproep van zijn broer beantwoordde maakt dat niet anders, zeker gezien eiser heeft verklaard dat hij zijn hele leven bang is geweest dat zijn familie achter zijn homoseksualiteit zou komen. Ook eisers verklaring dat zijn broer de enige uit zijn familie was met internet en dat het contact met zijn moeder via zijn broer verliep waardoor hij kennelijk eerder geneigd was om op te nemen, volgt de rechtbank niet, aangezien uit het geheel van verklaringen niet is gebleken dat hij geen vrees op ontdekking bij zijn moeder had.
15. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verweerder de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig heeft mogen vinden en daarmee de daaruit voortvloeiende problemen onaannemelijk. Hetgeen meer of anders is aangevoerd kan dan ook onbesproken blijven omdat dat dit oordeel niet anders maakt. Verweerder heeft aldus terecht geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat
hij verdragsvluchteling is dan wel een reëel risico loopt in Iran te worden onderworpen aan een behandeling, die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Eiser komt zodoende niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
17. Dit betekent dat de aanvraag terecht is afgewezen als ongegrond en het beroep ongegrond is.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.