ECLI:NL:RBDHA:2021:15591
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op grond van de Afsluitingsregeling voor langdurig verblijvende kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van de Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen. Eiser, een Iraakse jongere geboren in 2003, had op 25 februari 2019 een aanvraag ingediend, die op 8 november 2019 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 28 maart 2020 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 12 februari 2021 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.
De rechtbank overwoog dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de Afsluitingsregeling, met name niet aan de eis dat hij ten minste vijf jaar in Nederland moest verblijven vóór de peildatum van 29 januari 2019. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Eiser had ook aangevoerd dat de afwijzing in strijd was met zijn ontwikkelingsbelang en dat zijn moeder psychische problemen had, maar de rechtbank vond dat deze argumenten niet voldoende onderbouwd waren.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag van eiser terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.