ECLI:NL:RBDHA:2021:15597

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20/7650
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning op basis van bewijsnood en hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Afghaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was ingediend op 1 november 2019, maar werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 11 februari 2020. Eiseres stelde dat zij in bewijsnood verkeert, omdat zij geen identificerende documenten kan overleggen die haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar zoon, de referent, aantonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres nooit in het bezit is geweest van een tazkera of paspoort, en dat de afgifte van dergelijke documenten voor vrouwen in Afghanistan problematisch is. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris in strijd met de hoorplicht heeft gehandeld door eiseres niet te horen over haar bewijsnood. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres werden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7650

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] geboren op [geboortedatum] 1947, van Afghaanse nationaliteit, eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.J. Joosten),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag ten behoeve van eiseres van 1 november 2019 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Bij besluit van 30 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is tevens referent verschenen. Als tolk is verschenen
H. Jahanyar.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. [zoon] (referent) heeft ten behoeve van zijn ouders onderhavige aanvraag ingediend. Het verblijfsdoel is: ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [zoon] ’. De vader van referent is recentelijk overleden. Het belang is nog gelegen in de komst van eiseres naar Nederland.
2. Verweerder heeft de aanvraag onder verwijzing naar paragraaf C2/4.1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 afgewezen omdat eiseres haar identiteit en de familierechtelijke relatie met referent niet heeft aangetoond met officiële documenten.
Eiseres is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat het ontbreken van deze documenten haar niet is toe te rekenen. Eiseres verkeert daarom niet in bewijsnood.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij in bewijsnood verkeert om een identificerend document te overleggen. Eiseres stelt dat zij nooit een identificerend document heeft gehad in Afghanistan. Zij heeft nooit documenten aangevraagd omdat zij deze niet nodig had. Op het platteland beschikt slechts 20% van de vrouwen over een tazkera. Eiseres wijst hierbij op het ‘Report Afghanistan: Tazkera, passports and other ID documents’ van 22 mei 2019. Volgens eiseres heeft verweerder daarom ten onrechte geen aanvullend onderzoek verricht. Tot slot stelt eiseres dat verweerder haar ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar.
4. In geschil is of eiseres in bewijsnood verkeert om documenten te overleggen ter onderbouwing van haar identiteit en familierechtelijke relatie met referent. Het uitgangspunt bij een mvv-procedure is dat de aanvrager documenten overlegt ter onderbouwing van de identiteit. Het staat vast dat eiseres geen documenten heeft overgelegd. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij in bewijsnood verkeert en dat het haar niet toe te rekenen is dat zij niet in het bezit is van documenten.
5. Niet in geschil is dat van eiseres niet wordt verlangd dat zij zich tot de autoriteiten van Afghanistan wendt om alsnog documenten te verkrijgen. De omstandigheid dat eiseres op dit moment geen officieel identificerend document kan verkrijgen staat daarom niet ter discussie.
6. Uit de stukken blijkt dat eiseres heeft verklaard dat zij nooit in het bezit is geweest van een paspoort of tazkera. Eiseres bezat in Afghanistan naar gesteld geen tazkera omdat zij een vrouw is. Uit het algemeen ambtsbericht Afghanistan van november 2020 blijkt verder dat het vereiste om in het bezit te zijn van een tazkera in de praktijk niet wordt toegepast en dat slechts 38% van de vrouwen in het bezit is van een tazkera. Voor de afgifte van een paspoort dient een tazkera te worden overgelegd. Ook blijkt uit het ambtsbericht dat Afghanen die in de stad wonen vaker een tazkera hebben dan plattelandsbewoners. Afghanen die niet naar school gaan of een baan hebben, zijn veelal niet in het bezit van een tazkera. Vrouwen die studeren of buitenshuis werken zijn in bezit van een tazkera. De meeste vrouwen doen geen van beide en hebben geen tazkera, aldus het ambtsbericht.
7. Ter zitting is nader toegelicht dat eiseres uit een dorp komt en dat zij in Afghanistan nooit een identificerend document nodig heeft gehad. Daarom heeft ze ook nooit een identificerend document aangevraagd. Volgens referent is zijn moeder, eiseres, ook nooit in het bezit geweest van een geboorteakte omdat zij thuis is geboren.
8. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door eiseres in bezwaar naar voren is gebracht, met name bezien tegen de achtergrond van de informatie uit het algemeen ambtsbericht van november 2020, aanleiding vormde om eiseres en/of referent te horen over de vraag of eiseres
- gelet op haar individuele omstandigheden - in bewijsnood verkeert. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bezwaar niet kennelijk ongegrond is in de zin van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:2 van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, nu verweerder eiseres en/of referent nog moet horen in bezwaar. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dit naar het zich laat aanzien geen efficiënte geschilafdoening zal opleveren.
Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. Omdat de rechtbank de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak een nieuw
besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderddeze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.