ECLI:NL:RBDHA:2021:15603
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. P.A.J. Mulders, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door J.H.M. Post. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvragen van de eisers voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van 26 februari 2021, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk was voor hun asielaanvragen. Tijdens de zitting op 16 maart 2021 zijn de eisers niet verschenen, maar de verweerder was vertegenwoordigd.
De rechtbank overweegt dat de eisers niet hebben aangetoond dat de overdracht naar Duitsland in strijd zou zijn met hun mensenrechten, zoals vastgelegd in het EVRM en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank stelt vast dat Duitsland zich aan zijn internationale verplichtingen houdt en dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de Duitse asielprocedure. De eisers hebben ook aangevoerd dat zij door de coronamaatregelen niet zelfstandig naar Duitsland kunnen vertrekken, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen reden is om de asielaanvragen in behandeling te nemen. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.