ECLI:NL:RBDHA:2021:15606
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.A.A. Charry, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 23 maart 2021 heeft eiser aangevoerd dat Nederland verantwoordelijk zou moeten zijn voor zijn asielverzoek, omdat hij door Italiaanse autoriteiten was geïnformeerd dat hij naar Nederland moest terugkeren. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser op 17 november 2020 illegaal via Italië het Dublingrondgebied is binnengekomen en op 28 november 2020 een asielverzoek in Italië heeft ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat Nederland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag en dat de Italiaanse autoriteiten hun verantwoordelijkheid hebben erkend.
Eiser heeft ook bezorgdheid geuit over zijn terugkeer naar Italië, omdat hij vreest voor zijn veiligheid vanwege een familievete. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat eiser niet heeft aangetoond dat Italië hem niet kan beschermen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden van eiser niet zodanig bijzonder zijn dat een uitzondering op de Dublinverordening gerechtvaardigd zou zijn.
Ten slotte heeft eiser betoogd dat de coronapandemie een beletsel vormt voor zijn overdracht naar Italië. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit nog steeds als een tijdelijk beletsel kan worden aangemerkt en dat de vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig is. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.