ECLI:NL:RBDHA:2021:15630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/9316 VK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Filipijnse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel verblijf bij haar moeder in Nederland. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verzoekster niet had aangetoond dat zij de status van EU-langdurig ingezetene had en niet voldeed aan de vereisten voor een machtiging tot voorlopig verblijf.

Tijdens de zitting op 24 maart 2021 was verzoekster niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldoende bewijs had geleverd om haar claim te onderbouwen dat zij langdurig ingezetene was in Italië en dat zij recht had op gezinshereniging. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij heeft opgemerkt dat de uitspraak een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet bindend is. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9316

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 april 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1994, van Filipijnse nationaliteit,verzoekster
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster van 14 september 2020 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel “verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ” afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2021. Verzoekster en haar gemachtigde zijn daarbij met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. Bij de beoordeling acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag een redelijke kans van slagen heeft.
3. De voorzieningenrechter neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Verzoekster heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij moeder, hierna te noemen: referent, gedagtekend 10 september 2020. Op dezelfde dag heeft referent een aanvraag gedaan voor verblijf als zelfstandig ondernemer.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij de status van een EU-langdurig ingezetene heeft, en dient te worden vrijgesteld van het vereiste van het beschikken over een machtiging tot voorlopig verblijf. Verweerder ziet geen aanleiding om wegens bijzondere omstandigheden van de beleidsregels af te wijken en de aanvraag toch in te willigen.
5. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij een aanvraag heeft gedaan om een verblijfsvergunning voor gezinshereniging en als zelfstandig ondernemer. Zij is EU-onderdaan en heeft vijf jaar duurzaam verblijf in Italië en is daarmee langdurig ingezetene. Zij maakt gebruik van het vrije verkeer. Verzoekster maakt huizen schoon in Italië en Nederland, heeft zich ingeschreven in Amsterdam en betaalt belasting in Nederland. Zij wil zich nu permanent vestigen in Nederland. Zij wil nog een update van bedrijfsgegevens overleggen, maar de boekhouder heeft corona gekregen en kan niet eerder dan half januari de gegevens aanleveren.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster haar stelling dat zij de status van een langdurig ingezetene bezit, niet heeft onderbouwd door het overleggen van een verblijfsdocument. Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat de referent evenmin heeft aangetoond over een verblijfsrecht in Nederland of in de Europese Unie te beschikken.
7. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat op grond van de thans voorhanden zijnde gegevens het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. Hetgeen overigens in het verzoek is aangevoerd behoeft daarom geen bespreking.
8. Aangezien ook overigens, gelet op de betrokken belangen, in het onderhavige geval geen aanleiding bestaat voor het treffen van de gevraagde voorziening, zal het verzoek worden afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. P. Bruins-Langedijk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 6 april 2021 en zal worden bekend gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.