ECLI:NL:RBDHA:2021:15638

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/7625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielprocedure en Ranov-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraanse nationaliteit, niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een minuut die op 10 juni 2020 aan zijn asieldossier was toegevoegd, waarin werd aangegeven dat aan hem geen ambtshalve aanbod was gedaan op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov). De Staatssecretaris verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat er volgens hem geen sprake was van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser stelde dat de minuut wel degelijk een besluit was en dat hij tijdig bezwaar had gemaakt.

Tijdens de zitting op 3 maart 2021 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank overwoog dat de Ranov-regeling per 1 januari 2009 was vervallen en dat eiser niet voldeed aan de overgangssituaties die waren opgenomen in de regeling. De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien hij in 2009 geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om de kenbare handeling op te vragen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tegen de minuut niet meer tot een inhoudelijke beoordeling kon leiden, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7625

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1951, van Iraanse nationaliteit,eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N.C. Blomjous),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek).

Procesverloop

Op 10 juni 2020 heeft verweerder een minuut toegevoegd aan het digitale procesdossier van eisers asielprocedure.
Eiser heeft hiertegen op 18 juni 2020 bezwaar gemaakt.
Op 15 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Malwand-Baraki. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de minuut over?
1. Uit de ongedateerde minuut, die op 10 juni 2020 aan eisers asieldossier is toegevoegd, volgt dat aan eiser geen ambtshalve aanbod is gedaan op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov).
Waar gaat het bestreden besluit over?
2. Verweerder heeft eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft daarbij overwogen dat hij destijds ambtshalve beoordeelde of een vreemdeling in aanmerking kwam voor verblijf op grond van de Ranov-regeling. Ten aanzien van eiser is besloten om hem geen aanbod te doen. Deze ambtshalve beoordeling, neergelegd in een ongedateerde minuut, is volgens verweerder geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen sprake is van een aanvraag of een op rechtsgevolg gericht besluit.

Wat is het standpunt van eiser?

3. Eiser heeft aangevoerd dat de aan zijn procesdossier toegevoegde minuut een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, of een met een besluit gelijk te stellen handeling als bedoeld in artikel 72 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 maart 2009. [1] Uit deze uitspraak volgt dat het niet ambtshalve doen van een aanbod op grond van de Ranov geen besluit is in de zin van de Awb, maar dat dit moet worden aangemerkt als een handeling in de zin van artikel 72 van de Vw. De termijn voor het instellen van een rechtsmiddel gaat lopen zodra op ondubbelzinnige wijze uit een specifiek ten aanzien van de vreemdeling kenbare handeling van verweerder kan worden afgeleid dat aan die vreemdeling niet ambtshalve een aanbod wordt gedaan. Volgens eiser is de toevoeging van de minuut aan het procesdossier zo’n ondubbelzinnige en kenbare handeling van verweerder. Het was voor eiser eerder niet duidelijk dat hij geen ambtshalve aanbod op grond van de Ranov had gekregen. Eiser heeft binnen vier weken na de toevoeging van de minuut aan het dossier hiertegen bezwaar gemaakt en het bezwaar is daarmee tijdig. Verweerder heeft daarom het bezwaar van eiser ten onrechte nietontvankelijk verklaard.
Heeft eiser belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep?
4. De rechtbank dient eerst ambtshalve te beoordelen of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
5. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang heeft. Hij heeft erop gewezen dat de Ranov per 1 januari 2009 is vervallen en dat er enkele overgangssituaties waren opgenomen waaraan eiser niet voldoet. Voor de mensen die geen kenbare handeling hadden gekregen, zoals eiser, bestond de mogelijkheid om de kenbare handeling in januari 2009 alsnog op te vragen. Daarna was een beroep op de Ranov niet meer mogelijk. Dit is gepubliceerd in het Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 19 december 2008, nr. 2008/31, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000 (WBV 2008/31) en eiser had dit besluit dus kunnen kennen. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat nu vast staat dat eiser in 2009 geen gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid, hij geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. De Ranov waarop de minuut ziet is immers vervallen en een vergunning op grond van de Ranov kan niet meer worden verleend.
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij nog steeds een effectief rechtsmiddel zou moeten kunnen aanwenden tegen de minuut en dat hij daarom wel een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Uit artikel II, eerste lid, onder d, in combinatie met artikel II, tweede lid, van de WBV 2008/31 volgt dat er nog bezwaar mogelijk was tegen de feitelijke handeling, indien de vreemdeling binnen vier weken na de inwerkingtreding van dit besluit de minuut van de feitelijke handeling had opgevraagd. De bezwaartermijn is daarom geëindigd op 28 januari 2009. Dat volgt ook uit de toelichting bij de WBV 2008/31. Dat eiser destijds niet op de hoogte was van deze regeling, komt voor zijn rekening en risico. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser al sinds 1990 verschillende procedures heeft gevoerd en zich daarbij heeft laten bijstaan door advocaten, ook in 2008 en 2009, de periode waarin eiser de kenbare handeling had kunnen opvragen. Het bezwaar tegen de minuut die onlangs in zijn digitale asieldossier is opgedoken, kan daarom tot niets meer leiden.
Conclusie
8. Eiser heeft geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.