ECLI:NL:RBDHA:2021:15651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/5438
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van schijnhuwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Ghanese man, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn echtgenote in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen op basis van twijfels over de oprechtheid van het huwelijk, dat in 2018 in Ghana was gesloten. Eiser stelde dat de afwijzing onterecht was, omdat hij voldoende bewijs had geleverd van de echtheid van zijn relatie, waaronder foto's van de huwelijksplechtigheid en communicatie met zijn echtgenote.

De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris in redelijkheid tot de conclusie had kunnen komen dat er sprake was van een schijnhuwelijk. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij een duurzame en affectieve relatie had met zijn echtgenote. De rechtbank vond dat de door eiser overgelegde bewijsstukken onvoldoende waren om de oprechtheid van het huwelijk aan te tonen. Bovendien was er geen bewijs dat eiser en zijn echtgenote veelvuldig contact hadden onderhouden na hun huwelijk.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was, maar dat de Staatssecretaris wel in de proceskosten van eiser moest worden veroordeeld. De rechtbank stelde de proceskosten op € 1.068,- en droeg de Staatssecretaris op het griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden. Eiser had de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5438

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1985, van Ghanese nationaliteit,eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Bodha),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag ten behoeve van eiser van 1 augustus 2019 tot het verlenen van machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij zijn echtgenote [A] (referente) afgewezen.
Bij besluit van 8 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 8 februari 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser en referente zijn op [datum] 2018 in Ghana met elkaar getrouwd.
2. Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een mvv, voor de toepassing van hoofdstuk 7 (rechtsmiddelen) van de Vw gelijkgesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens deze wet. Op grond van artikel 2p van de Vw kan Onze Minister een machtiging tot voorlopig verblijf verlenen aan de vreemdeling ten aanzien van wie is aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser ter zitting heeft verklaard de beroepsgrond over de ingebrekestelling niet langer te handhaven. Verder is ter zitting besproken dat de gemachtigde van eiser informatie wenst van verweerder over hoe (in het algemeen) wordt besloten tot het houden van een simultaan gehoor. De rechtbank heeft ter zitting vastgesteld dat deze vraag buiten de orde van deze procedure om gaat en voornamelijk ziet op de algemene werkwijze van verweerder. Ter zitting is besproken dat over deze algemene vraag in deze zaak geen oordeel kan worden gegeven en dat hiervoor andere wegen moeten worden bewandeld.
De rechtbank zal deze beide punten daarom niet verder in deze uitspraak bespreken.
Simultaan horen en de afwijzing van de aanvraag
4. Verweerder heeft de mvv geweigerd, omdat twijfel bestaat over het huwelijk tussen eiser en referente. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat niet kan worden uitgesloten dat het huwelijk is aangegaan met als enig oogmerk eiser verblijfsrecht in Nederland te geven. Verweerder kan niet vaststellen dat er sprake is van een huwelijk dat naar Nederlands privaatrecht als rechtsgeldig moet worden gekwalificeerd.
5.1
Bij e-mail van 4 mei 2020 is door verweerder aangegeven dat een simultaan gehoor noodzakelijk werd geacht. Naar aanleiding van een vraag van eiser heeft verweerder gezegd dat een simultaan gehoor noodzakelijk werd geacht om meer inzicht te verkrijgen over de totstandkoming van het huwelijk. Eiser heeft daarop gevraagd of er vermoedens waren van een schijnhuwelijk en zo ja, waarop dat was gebaseerd. Voor het houden van een simultaan gehoor moet immers sprake zijn van indicatoren dan wel vermoedens van een schijnsituatie. Hoewel hier meerdere malen om is verzocht, heeft verweerder niet aangegeven welke vermoedens er waren op grond waarvan een simultaan gehoor geoorloofd is. Eisers gaat er daarom van uit dat die vermoedens er niet zijn. Eiser en referente hebben daarom terecht hun medewerking aan een simultaan gehoor niet verleend. Het simultaan gehoor wordt volgens eiser als oneigenlijk middel ingezet voor het restrictieve toelatingsbeleid van verweerder.
5.2
Eiser voert verder aan dat in de besluitvorming niet is aangegeven waarom de door eiser overgelegde bewijsstukken onvoldoende zijn geacht. Eiser kan zich hiertegen niet verweren, omdat het voor verweerder altijd onvoldoende is, wat en hoeveel hij ook overlegt. Eiser en referente zijn echter niet zomaar een huwelijk aangegaan. Daarnaast zijn er foto’s van het huwelijk, is er WhatsApp-communicatie, bewijs van veel telefonisch contact en bewijs van geldovermakingen overgelegd. Bovendien hebben eiser en referente de door verweerder gestelde vragen beantwoord. Verweerder motiveert verder niet waarom het oogmerk van het huwelijk niet is vast te stellen. Eiser begrijpt dat hij zijn relatie moet onderbouwen, maar het gaat hier niet alleen om een relatie, maar ook om een huwelijk. Dat is op zich al extra bewijs. Daarnaast zijn er veel bewijsstukken waar de liefdesrelatie uit blijkt. Eiser begrijpt dat als verweerder nog vragen heeft over de relatie, deze in een hoorzitting gesteld moeten kunnen worden. Eiser en referente waren ook bereid in een normale hoorzitting antwoord te geven op de vragen van verweerder. Verweerder maakt het eiser verder onnodig moeilijk door bewijsstukken uit 2011 te eisen en te verwachten dat eiser en referente foto’s kunnen overleggen van hun eerste ontmoeting. Verder acht eiser het onredelijk dat vereist is dat uit de beloverzichten moet blijken hoe lang er wordt gebeld en waar de gesprekken over gaan. De twijfel die verweerder in het bestreden besluit noemt, had in een hoorzitting toegelicht kunnen worden. Dat deze niet heeft plaatsgevonden dient voor rekening van verweerder te komen.
6. Op grond van artikel 3.14 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt de verblijfsvergunning onder de beperking verblijf als familie- of gezinslid, zoals bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, van het Vb, verleend aan de vreemdeling van 21 jaar of ouder die met de hoofdpersoon een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig geregistreerd partnerschap is aangegaan.
7. Een aanvraag wordt in ieder geval afgewezen als aannemelijk is dat sprake is van een schijnhuwelijk. Van een schijnhuwelijk is sprake als het oogmerk van de (aanstaande) echtgenoten, of één hunner, niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, maar is aangegaan met als enig oogmerk een vreemdeling die nog niet over verblijfsrecht in Nederland beschikt alsnog verblijfsrecht te verschaffen.
8. De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een aanvraagsituatie, zodat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij werkelijk huwelijks- of gezinsleven uitoefent met referente. Nu niet in geschil is dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen eiser en referente, heeft eiser in beginsel aan deze bewijslast voldaan. De bewijslast dat sprake is van een schijnhuwelijk rust vervolgens op verweerder [1] . In het kader daarvan is relevant dat uit artikel 16 van de Gezinsherenigingsrichtlijn [2] volgt dat er een gegrond vermoeden moet zijn dat van een schijnhuwelijk sprake is, voordat verweerder een specifiek onderzoek mag instellen naar het bestaan van een dergelijk huwelijk.
9. De rechtbank moet dan ook eerst beoordelen of er voldoende indicaties waren om tot een gegrond vermoeden van een schijnhuwelijk te komen. In het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat sprake is van een duurzame en affectieve huwelijksrelatie. Dit standpunt is gebaseerd op de omstandigheden dat er weinig informatie beschikbaar is ten aanzien van het ontstaan van de relatie en de ontwikkeling van de relatie tot een huwelijk. Daarnaast is er weinig informatie over de wijze waarop eiser en referente sinds de kennismaking contact onderhouden en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de relatie. Er is enkel een uitdraai overgelegd van WhatsApp-communicatie vanaf december 2018, waarbij verweerder opmerkt dat deze gesprekken oppervlakkig zijn en niet de indruk geven van een gesprek tussen geliefden. Dit roept twijfel op over de geloofwaardigheid van de huwelijksrelatie. Daarnaast zijn er alleen foto’s van de huwelijksplechtigheid overgelegd. Van mensen die stellen sinds 2011 contact te hebben, mag echter verwacht worden dat zij ook gezamenlijke foto’s van andere momenten kunnen overleggen. Verweerder heeft eiser en referente naar aanleiding van het bezwaarschrift bij email van 4 mei 2020 laten weten dat hij een simultaan gehoor noodzakelijk acht om meer inzicht te krijgen in de totstandkoming van het huwelijk en zodoende eiser en referente de gelegenheid te geven om het bezwaarschrift nader toe te lichten. Eiser heeft laten weten dat hij niet meewerkt aan een simultaan gehoor, omdat verweerder niet uitlegt waarom een simultaan gehoor nodig is. Hij wil wel meewerken aan een normale hoorzitting.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op paragraaf 4.2 van de Richtsnoeren [3] , op grond van de in het primaire besluit genoemde feiten en omstandigheden tot een gegrond vermoeden van een schijnhuwelijk heeft kunnen komen en dan ook in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het instellen van nader onderzoek. Uit de Richtsnoeren volgt, in tegenstelling tot hetgeen eiser betoogt, dat het afzonderlijk en simultaan horen van betrokkenen bij uitstek een passend middel is om te beoordelen of de bij verweerder gerezen twijfel aan de oprechtheid van de relatie tussen eiser en referente gegrond is. Nu in het primaire besluit reeds punten zijn benoemd waar verweerder twijfels over heeft, heeft verweerder eiser niet nader hoeven informeren over de twijfels. Deze waren immers bij eiser bekend. Dat eiser er dan voor kiest om niet mee te willen werken aan een simultaan gehoor, komt voor zijn risico.
11. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich echter op grond van de stukken zoals die in het dossier zitten terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat sprake is van een duurzame en affectieve huwelijksrelatie. Zo zijn er alleen foto’s overgelegd van eiser en referente tijdens hun huwelijksdag, maar niet van de periode rondom de huwelijksdag toen referente in Ghana was. Verwacht mag worden dat eiser en referente juist in die periode, nadat ze elkaar lange tijd niet hebben gezien, foto’s maken. Verder heeft verweerder, nog los van de waarde die wordt gegeven aan de inhoudelijke communicatie, kunnen tegenwerpen dat niet is aangetoond dat eiser en referente veelvuldig contact met elkaar hebben. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit een aantal onregelmatigheden in de door eiser en referente overgelegde verklaringen en stukken genoemd, die door eiser niet concreet onderbouwd zijn weersproken, zoals onder andere de betaling van geld door referente aan eiser in augustus 2016, terwijl is verklaard dat zij pas sinds december 2016 weer in contact met elkaar zijn gekomen en de omstandigheid dat bij de aanvraag wordt gesproken over een vriendschap sinds december 2011 en in de reactie op de vragenlijst staat dat eiser en referente een liefdesrelatie hebben sinds september 2011. De beroepsgronden van eiser slagen daarom niet. Verweerder heeft daarom terecht besloten dat eiser ingevolge genoemde regelgeving niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv.
Hoorplicht
12. Over het beroep op de hoorplicht oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat verweerder een simultaan gehoor noodzakelijk achtte, omdat er onduidelijkheden/twijfels bestonden over de relatie. Tijdens de zitting is gevraagd waarom er niet alsnog een ‘gewone’ hoorzitting is gehouden. Verweerder heeft hierop geantwoord dat in bezwaar niets nieuws naar voren is gekomen, terwijl duidelijk was wat er nog aan informatie moest komen. Een hoorzitting zou niets hebben toegevoegd en daarom is beslist op de stukken, aldus verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank verhoudt deze stelling ter zitting zich niet met het eerdere standpunt van verweerder dat een simultaan gehoor noodzakelijk werd geacht en verhoudt zich dit evenmin met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb. Van een situatie als bedoeld in artikel 7:3 van de Awb is immers geen sprake als verweerder een simultaan gehoor noodzakelijk acht om onduidelijkheden weg te nemen. Het bestreden besluit is dus in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb genomen. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek te passeren op grond van artikel 6:22 van de Awb, nu eiser hierdoor niet is benadeeld. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser in beroep de mogelijkheid heeft gehad om zijn standpunten over de door verweerder genoemde twijfelpunten naar voren te brengen. Dat heeft hij ook gedaan. Zoals hiervoor is overwogen heeft eiser deze twijfel echter niet kunnen wegnemen.
Conclusie
13. De rechtbank concludeert daarom dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiser (grotendeels) ongelijk krijgt. Omdat hij over het horen wel gelijk heeft, wordt verweerder veroordeeld in eisers proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
14. Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 178,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2006, rechtsoverweging 4.2
2.Richtlijn 2003/86/EG
3.de in COM 2009, 313 neergelegde richtsnoeren inzake richtlijn 2004/38/EG