ECLI:NL:RBDHA:2021:15734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
NL21.5860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.J.J. Flantua, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 4 mei 2021 heeft eiseres haar zorgen geuit over haar veiligheid in Italië, waar zij bang is voor haar ex-man en zijn broers. Ze heeft ook gewezen op haar kwetsbare positie als alleenstaande vrouw en haar psychische klachten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de verantwoordelijkheden van Italië. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat Italië haar niet de juiste opvang en zorg kan bieden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten hebben ingestemd met de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag en dat er geen structurele gebreken zijn in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5860
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F.F.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.5860, plaatsgevonden op 4 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Benkrita. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Italiaanse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eiseres voert aan dat zij geen aangifte durft te doen in Italië tegen de broers van haar ex-man gelet op wat zij heeft meegemaakt in Italië, omdat de broers dan alleen maar bozer zouden worden en haar situatie in Italië zou verslechteren. Verder voert eiseres aan dat ze bijzonder kwetsbaar is als alleenstaande vrouw in Italië en vanwege haar ernstige psychische klachten als gevolg van de problemen in Tunesië. In dat verband is ook van belang dat door het gebrek aan opvang ook de medische zorg ontbreekt en de kwaliteit van de medische zorg niet goed is. Eiseres verwijst naar het AIDA-rapport van 27 mei 2020,
specifiek de pagina’s 62 tot en met 64, waaruit volgens haar blijkt dat niet duidelijk is dat zij als Dublinterugkeerder in de gelegenheid wordt gesteld om een asielaanvraag in te dienen of dat ze maanden moet wachten en zij in die tijd geen opvang heeft. Eiseres stelt dat uit het AIDA-rapport wel een ander beeld blijkt dan uit de eerdere rapporten die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) zijn beoordeeld en dat het rapport aanknopingspunten bevat dat Italië niet aan zijn verdragsverplichtingen zal voldoen. Er is een fictief claimakkoord en hieruit blijkt de desinteresse van Italië en dit laat ook zien dat Italië niet op de hoogte is van de situatie van eiseres en dat het niet duidelijk is of en wanneer Italië haar asielverzoek in behandeling zal nemen. Verweerder moet het asielverzoek van eiseres daarom aan zich trekken op basis van artikel 3, tweede lid, en artikel 17 van de Dublinverordening.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De ABRvS heeft dit recent nog weer bevestigd in onder meer de uitspraken van 8 april 2020, 15 oktober 20201 en 25 februari 20212. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat in haar geval niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Eiseres is hier niet in geslaagd.
4. Uit de informatie die eiseres heeft overgelegd blijkt niet dat in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem sprake is van zodanige structurele gebreken dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Uit het AIDA-rapport blijkt dat er een periode kan bestaan tussen de aanmelding en de registratie van de asielaanvraag en dat in die tijd de vreemdeling mogelijk geen toegang heeft tot opvangvoorzieningen. Dit maakt echter niet dat sprake is van een aan het systeem gerelateerd gebrek en een met artikel 3 van het EVRM strijdige situatie. De ABRvS heeft het AIDA-rapport, en specifiek de passages die eiseres noemt, bovendien ook beoordeeld in haar uitspraak van 15 oktober 2020 en geconcludeerd dat het geen wezenlijk ander beeld laat zien dan de informatie die zij bij de beoordeling heeft betrokken in haar uitspraak van 8 april 2020. Daarbij heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in het arrest M.T. tegen Nederland van 15 april 2021 (46595/19) vastgesteld dat een Dublinclaimant in Italië in het asielsysteem wordt opgenomen en recht heeft op opvang, ook in het geval van bijzonder kwetsbare personen. Het EHRM heeft hierbij onder andere de circular letter van 8 februari 2021 betrokken en het feit dat er nieuwe wetgeving is met meer waarborgen en waarin bepaalde aanpassingen uit het Salvini-decreet worden teruggedraaid. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan.
5. Ook uit het persoonlijk relaas van eiseres blijkt niet dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden in haar geval. Verweerder stelt terecht dat het claimverzoek is geaccepteerd. Dat sprake is van een fictief akkoord doet niet af aan de geldigheid van het akkoord en verweerder mag er dan ook vanuit gaan dat haar verzoek in behandeling zal worden genomen en dat haar opvang zal worden geboden, zoals onder 4 ook is overwogen. Hieruit kan ook niet worden afgeleid dat Italië niet op de hoogte is van de situatie van eiseres of dat sprake is van desinteresse. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat de overdracht tijdig aan de Italiaanse autoriteiten wordt gemeld. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat Italië haar niet de juiste opvang en zorg zal kunnen of
willen bieden. Verder heeft eiseres ook niet onderbouwd dat de Italiaanse autoriteiten haar niet zouden kunnen of willen beschermen tegen de broers van haar ex-man of haar ex-man zelf. Indien eiseres meent dat Italië zijn verplichtingen niet nakomt, is het aan haar om bij de Italiaanse (hogere) autoriteiten hierover te klagen. Het is niet gebleken dat klagen voor haar onmogelijk of zinloos is.
6. Ten aanzien van de medische klachten van eiseres overweegt de rechtbank als volgt. Uit het medisch patiëntendossier dat eiseres heeft overgelegd blijkt dat zij last heeft van slapeloosheid en stress en dat ze hier ook medicatie voor krijgt. Uit het dossier blijkt echter niet dat ze onder specialistische behandeling staat en het blijkt ook niet dat Nederland het aangewezen land is om eiseres te behandelen. Verweerder mag er op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat de medische behandelingsmogelijkheden in Italië vergelijkbaar zijn met die in Nederland.
7. Verweerder heeft in de omstandigheden van eiseres dan ook geen aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat overdracht van een onevenredige hardheid zou getuigen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
06 mei 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. P.J.M. Mol T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.