ECLI:NL:RBDHA:2021:15744
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 10 mei 2021, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. H.A. Limonard, en de verweerder door mr. P.M.W. Jans.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL21.5966, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De rechtbank heeft in die zaak al een beslissing genomen op het beroep van verzoekster. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.